‘Slimmer omgaan met de ondergrond’
Hij heeft aan de wieg van De Bouwcampus gestaan. Jarenlang zette Han de Wit zich als transitiemanager in op het thema herinrichting stedelijke ondergrond. “We zeggen wel eens dat de bovengrond druk is, maar in de ondergrond is het nog veel drukker. En er moet nog veel meer in, alleen die ruimte is er niet meer.” Een gesprek over het ontstaan van De Bouwcampus en de focus op de ondergrond. “We hebben toch een stevige steen bijgedragen aan de bewustwording dat we slimmer met de ondergrond moeten omgaan.”
“Het is in de bouwwereld en zeker in de openbare ruimte zo dat je iets nieuws niet, net als bij medicijnen, een laboratorium kunt verzinnen en dan kunt toepassen.” De Wit zag rond tal van onderwerpen in de bouw verschillende netwerkjes ontstaan. “Als er behoefte is aan nieuwe bruggen dan ontstond er een netwerkje bruggen. Dus je zag”, vertelt hij, “in de bouwwereld steeds heel veel verschillende kleine kennisinstituten ontstaan. Tegelijkertijd was er rond 2009 vanuit de sector behoefte om de vergaarde kennis meer te bundelen.”
Als bestuurslid van CURnet, één van die kennisinstituten, was De Wit netrokken bij de verkenning naar een mogelijke oprichting van een campus. “Dit was overigens nadat fusiebesprekingen tussen verschillende organisaties op niets waren uitgelopen. Dat werd het zogenoemde VVV team wat weer later het Bouwcampus-team is geworden. De stichting Vernieuwing Bouw is toen eigenlijk omgezet in De Stichting De Bouwcampus.” Moeiteloos somt hij die prille ontstaansgeschiedenis op. Nadat De Bouwcampus in Delft actief werd deed hij zelf een stapje terug om in 2017 weer terug te keren. Zijn functie van directeur R&D bij TAUW combineerde De Wit met zijn werk bij De Bouwcampus. “Het was in de periode dat herinrichting van de stedelijke ondergrond als één van de drie trajecten door De Bouwcampus op poten werd gezet. Werken voor De Bouwcampus betekende voor mij dat je inhoudelijk bijblijft en verbindingen kunt maken.”
Negatieve naweeën
Dat laatste werd volgens hem een periode toch nog wel bemoeilijkt door de bouwfraudeperiode. “Heel simpel, wanneer je in een wereld zit met heel veel verschillende spelers dan is het nodig om elkaar goed te leren kennen om te kunnen innoveren. In een periode dat dat eigenlijk allemaal verdacht werd zagen we dat bij alle partijen in de keten toch wel wat kramp ontstond.” De Wit geeft als simpel voorbeeld de jaarlijkse uitgaven van fotoboeken door TAUW. “Mooie boeken over onderwerpen als water en spelen, water en veiligheid en ga maar door. Op zeker moment na de bouwfraudekwestie kregen we de boeken teruggestuurd. Men zag het als een cadeautje. Alle contacten werden een stuk formeler.” Samen met de bouwcrisis heeft het in zijn ogen een negatief effect gehad op de ruimte om te experimenteren. “De meerwaarde van De Bouwcampus heb ik altijd gevonden dat het hier een kruisbestuiving van GWW, B&U en de stedelijke ondergrond betreft. Ik heb het wel eens vergeleken met een vliegdekschip. Je zorgt dat dingen die in de lucht zijn daar bij wijze van spreken kunnen landen. Dan ben je er een tijdje mee bezig en dan hoop je dat het versterkt weer kan wegvliegen. Dat beeld spreekt mij nog steeds wel aan.”
Een mooi voorbeeld
In zijn visie is de herinrichting van de stedelijke ondergrond een mooi voorbeeld van een vernieuwende opgave die bij De Bouwcampus hoort. “Als je namelijk vooraf zeker weet dat de opgave succesvol wordt aangepakt heb je De Bouwcampus niet nodig. Want dan wordt het zonder De Bouwcampus ook wel wat. De Bouwcampus is er eigenlijk voor om dingen die niet vanzelf tot stand komen, een zetje te geven. En dan kan dat honderd procent lukken maar ook 100 procent mislukken en natuurlijk alles wat er tussenin zit.”
Toen De Wit zich samen met twee andere transitiemanagers bij De Bouwcampus, in samenwerking met bijvoorbeeld het COB, met de stedelijke ondergrond ging bezighouden vonden nog maar weinig mensen dit een interessant onderwerp. “Het bewustzijn dat daar in die ondergrond zoveel zaken bij elkaar komen was er nog niet. Terwijl in de ondergrond alle kabels en leidingen liggen. Die zijn essentieel voor je drinkwater, riolering en elektriciteit. En niet te vergeten de bodem zorgt ook voor infiltratie van water, biedt ruimte, vocht en voeding voor de wortels van bomen en struiken. Ook moet je in de stad rekening houden met de bodemkwaliteit vanwege onze erfenissen uit het verleden” Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht als hij zegt: “We vinden het bovengronds in de stad al druk maar ondergronds is daar ook heel druk. En die druk op de ondergrond wordt met alle opgaven die er bovengronds zijn alleen maar groter. We willen ook nog een warmtenet en een verzwaring van elektriciteit en ook nog groenere wijken. Dat past gewoon niet allemaal meer.”
Complex
Het lastige is dat het volgens De Wit gewoon een heel complexe materie is. “Wanneer jij’, legt hij uit, “als gemeenteambtenaar verantwoordelijk bent voor de hele riolering, dan heb je al zoveel gedoe, dat je blij bent dat je niet te veelrekening hoeft te houden met alle andere kabels en leidingen, of met meer groen . Terwijl de burger zal denken: ‘potverdorie, nou ligt die straat weer open’ en ‘kunnen ze dat niet slimmer doen?’”
De complexheid van de materie zit volgens hem in het feit dat het allemaal gescheiden werkvelden zijn. “Ik denk dat als je het helemaal platslaat de meerwaarde van HSO is geweest en nog steeds is om dat besef inzichtelijk te maken. “Uiteindelijk heeft dat ook geleid tot een visie van het ministerie op de bodem en ondergrond. Vanuit het inzicht dat de stedelijke ondergrond overvol is en we daar slimmer mee om moeten gaan. Die bewustwording was er in 2018 nog een stuk minder. Dat is zeker niet alleen door ons is gekomen, maar we hebben daar wel eensteen aan bijgedragen.” Terugkijkend op zijn jaren bij De Bouwcampus wil hij toch ook stilstaan bij het plotselinge overlijden van Robbert Ephraim. Ephraim was via Stichting Mijn Aansluiting betrokken bij het HSO-team van De Bouwcampus. “Een echte verbinder van mensen en organisaties. Een groot verlies voor iedereen.”
Digitalisering
Na een korte stilte zegt hij wel een wenkend perspectief te zien. “Er zijn ontwikkelingen waaruit blijkt dat er meer overleg komt en meer samenwerking over wat er in de grond gaat en wanneer. Digitalisering is een oplossing. Maar tegelijkertijd”, voegt De Wit daaraan toe, “kun je dat niet in één keer realiseren. Ik zou ervoor pleiten om wat er nu op dat vlak wordt bedacht en toegepast vanuit een Legogedachte wordt ontwikkeld. Ik wil daarmee zeggen dat als je uitbreidingssetjes van Lego gebruikt dit altijd wel past. Daarmee voorkom je dat je allemaal slimme oplossingen verzint, maar er jaren later achter komt dat er allerlei dingen omheen zijn geplakt waardoor het gewoon niet meer werkbaar is.”
- Han de Wit, voormalig Transitiemanager HSO