Skip to main content

Auteur: Hans Ouwerkerk

Column: Wie gaat het doen?

De bouw moet versnellen. Honderdduizenden woningen erbij, de bestaande woningvoorraad verduurzamen en flinke achterstanden in de infrastructuur wegwerken. De ambities zijn groter dan ooit, maar steeds vaker luidt de vraag: wie gaat het doen?

Het lijkt een simpele kwestie van personeelstekort. Maar zoals arbeidseconoom Justus van Kesteren onlangs scherp uiteenzette in een artikel voor De Correspondent, is er veel meer aan de hand. Hij onderscheidt drie fundamentele oorzaken die ons aan het denken zouden moeten zetten: een beloningstekort, een productiviteitstekort én een werkoverschot.

Die analyse raakt de kern van wat we in de bouw ervaren. Vakmensen zijn schaars, en toch is de beloning voor fysiek en technisch werk vaak onvoldoende aantrekkelijk. De lonen stijgen, maar nauwelijks sneller dan de inflatie. Waarom zou een jongere nog kiezen voor een opleiding tot installateur, timmerman of werkvoorbereider, als het perspectief op lange termijn onzeker blijft?

Tegelijkertijd schiet de productiviteit niet op. Terwijl digitalisering en industrialisatie in de bouw enorme kansen bieden, worstelen we nog met versnippering, faalkosten en stroperige besluitvorming. Te weinig projecten worden op een gestandaardiseerde manier aangepakt. Te weinig opdrachtgevers durven los te komen van traditionele werkwijzen. En te veel tijd gaat verloren aan regels en rapportages die weinig bijdragen aan de voortgang.

En dan is er nog het werkoverschot: de opeenstapeling van opgaven van woningbouw tot netverzwaring en klimaatadaptatie. Zelfs als we alle cv’s uit de kaartenbakken vissen krijgen we het werk niet gedaan. Ook dat vraagt om scherpe keuzes: welke opgaven pakken we als eerste aan, en hoe organiseren we die op een manier die uitvoerbaar is?

We moeten dus af van de reflex om alleen maar méér mensen te willen. De echte vraag is: hoe zetten we de mensen die we wél hebben, slimmer, eerlijker en effectiever in?Automatiseer waar het kan, bouw meer industrieel, verminder de regeldruk en werk samen over ketens en disciplines heen. Dat vraagt om investeringen in technologie, in opleiding en in de aantrekkelijkheid van het vak. Maar bovenal vraagt het om durf. Durf van de overheid om écht te kiezen. En durf van de sector om zichzelf opnieuw uit te vinden.

Zuid-Holland sluit zich bij De Bouwcampus aan

De Provincie Zuid-Holland is onlangs partner geworden van De Bouwcampus. Voor Sander van Beurden, manager Domein Uitvoering bij de provincie, is dat een logische stap. “De markt verandert razendsnel. Het is echt een opdrachtnemersmarkt geworden. Als opdrachtgever wil je interessant en relevant blijven. Dat vraagt om nieuwe manieren van samenwerken en aanbesteden. Precies de onderwerpen waar De Bouwcampus mee bezig is.”

Volgens Van Beurden ligt de kracht van De Bouwcampus in het verbinden van partijen rond vraagstukken die de sector verder helpen. “Dat gaat niet alleen om technische innovaties, maar ook om de manier waarop je samenwerkt. Kun je samen met andere overheden aanbesteden? Hoe maak je de stap van pilots naar grootschalige toepassing? Die zoektocht past perfect bij de provincie.”

Duurzaamheid is daarbij onlosmakelijk verbonden. Van Beurden noemt het toepassen van warm asfalt als voorbeeld. “Door asfalt op lagere temperatuur te produceren, stoten we aanzienlijk minder CO₂ uit. We kijken nu ook naar de asfaltrecyclingtrein, waarmee je het materiaal direct opnieuw kunt gebruiken. Dit soort innovaties willen we structureel opnemen in onze aanbestedingen en werkprocessen. Geen losse experimenten, maar oplossingen die schaalbaar zijn en écht bijdragen aan onze doelen voor 2030 en 2050.”

Drempel verlagen

Voor Van Beurden is de aansluiting bij De Bouwcampus meer dan kennis ophalen. “Het gaat erom dat we de drempel verlagen om innovaties daadwerkelijk in de praktijk te brengen. Binnen de provincie zitten we nog vaak vast in traditionele patronen, maar we hebben ook veel ambitie en draagvlak. De Bouwcampus helpt ons om de stap te zetten van goede bedoelingen naar concrete toepassingen. En daar committeren wij ons als provincie ook aan.”

En dat niet alleen op afstand maar ook daadwerkelijk op de werkvloer van De Bouwcampus in Delft. Een medewerker van de provincie gaat het team van Vervanging & Renovatie Infrastructuur versterken. “Zo brengen wij enerzijds onze kennis en ervaring in, en nemen we anderzijds inzichten mee terug de organisatie in. Dat is geen vrijblijvende exercitie: we verplichten onszelf daarmee om serieus te kijken naar wat er uit de samenwerking komt en hoe we dat toepassen.”

Lange adem

Dat vraagt om lange adem en vasthoudendheid, benadrukt Van Beurden. “Veranderen gaat nooit snel. Maar de houding van De Bouwcampus spreekt me enorm aan: niet van ‘dit kan niet’, maar steeds de vraag stellen ‘hoe kan het wél?’. Dat realisme gecombineerd met vooruitkijken maakt hen zo waardevol.”

Met het partnerschap onderstreept de Provincie Zuid-Holland dat innovatie, duurzaamheid en samenwerking hand in hand moeten gaan. Van Beurden: “Wij willen niet alleen praten over beleid of experimenten doen met bamboe verkeersborden. We willen werken aan oplossingen die écht het verschil maken in de grote getallen: circulair asfalt, circulaire damwanden, schaalbare innovaties. Daar ligt de sleutel naar een duurzame infrastructuur. En die zoektocht maken we graag samen met De Bouwcampus.”

‘Transitie begint met vrijmoedigheid’

Na vijf jaar neemt Rob Konings afscheid van De Bouwcampus. Als transitiemanager verduurzaming gebouwde omgeving was hij één van de drijvende krachten achter de denk- en werkwijzen waarmee De Bouwcampus transities helpt versnellen. Zijn nalatenschap laat zich het best vangen in vier woorden die inmiddels tot het vaste vocabulaire van de organisatie behoren: vermeerderen, verspreiden, verankeren en verleggen. “Als je echt iets wilt veranderen, moet je niet alleen nieuwe dingen doen, maar ook anders gaan kijken, anders gaan samenwerken, en soms je eigen overtuigingen loslaten.”

Het telefoontje kwam in het voorjaar van 2020. Nienke Sijtsma, oud-collega bij het Rijksvastgoedbedrijf en directeur van De Bouwcampus, belde met de mededeling dat ze ‘iets passends’ voor hem had. “Ik had eerlijk gezegd nog nooit van De Bouwcampus gehoord,” lacht Rob, “maar ik was wel nieuwsgierig. Ze vertelde over verduurzaming, maatschappelijke impact, de gebouwde omgeving. Klinkt goed, dacht ik, maar wat dóen jullie dan precies?” Een paar gesprekken verder was het nog steeds niet heel concreet. “Maar ik dacht: dit gaat over transities, over veranderen. En dat is wél mijn taal. Misschien moet ik het gewoon ervaren.”

Paradoxen en perspectieven

Wat hij vervolgens ervoer, noemt hij ‘werken in de paradox’. “Transitie gaat over alles wat schuurt. Het is urgent én het heeft tijd nodig. Het vraagt om doelgerichtheid én om twijfel. Je wilt snel, maar moet ook vertragen. In de bouwsector zijn we gewend om helderheid na te streven: dit is het doel, hier gaan we naartoe, en alles wijkt. Maar wat als het doel zelf nog in beweging is? Dan ontstaat ongemak. En juist dat ongemak moet je durven toelaten.”

Volgens Konings is dát ook de kracht van De Bouwcampus. “Het is een plek die tijdelijk buiten de dagelijkse logica staat. Zoals Leonard Cohen zingt over de ‘Tower of Song’ en David Mitchell over de ‘Tower of Story’, dacht ik: De Bouwcampus is een soort ‘Tower of Change’. Een ruimte waar je kunt experimenteren, reflecteren, en je eigen aannames bevragen. Niet omdat je het zeker weet, maar omdat je voelt dat het ánders moet.”

Taal voor transitie

In die zoektocht naar verandering zocht Konings ook naar een taal die richting geeft. “Ik merkte dat we vaak heel abstract spraken over transities. Dus ik ben op zoek gegaan naar houvast. Wat gebeurt er als iets echt in beweging komt?” Het resultaat werd bekend als de vier V’s: vermeerderen, verspreiden, verankeren en verleggen. Ze vormen samen een manier van kijken naar systeemverandering: hoe iets ontstaat, zich verspreidt, wordt ingebed en uiteindelijk ook diepgewortelde overtuigingen en relaties verandert. “Je hebt ze alle vier nodig. Alleen een goed project neerzetten is niet genoeg. Dan verandert er niets aan de spelregels. En als je alleen het beleid aanpast, maar niets aan de manier waarop mensen samenwerken of betekenis geven, dan beklijft het niet.”

Die bredere kijk op verandering vormde ook zijn bijdrage aan het gesprek over ‘co-creatie’, een begrip dat Konings in de loop der jaren steeds serieuzer is gaan nemen. “Co-creëren is niet dat jij je visie pitcht en ik die van mij, en we kijken wat het wordt. Het is echt samen zoeken naar een gedeeld toekomstbeeld. Naar waar we allebei naar verlangen. Daarin mag verschil bestaan, maar er is ook een gezamenlijk belang dat vraagt om ruimte, durf en misschien ook wel het loslaten van eigenbelang.”

Ruimte om te leren

Ruimte is sowieso een sleutelwoord in zijn werk. “Transitie vraagt gewoon om ruimte. In tijd, in je hoofd en in systemen. En ruimte ontstaat alleen als mensen zich eigenaar voelen. Niet omdat het in hun functieomschrijving staat, maar omdat ze zich echt verbinden aan een doel.” Een voorbeeld dat hem is bijgebleven is een directeur van een producent van flexwoningen die in een van de sessies vertelde hoe die woningen voor hem persoonlijk de sleutel zijn tot een betere samenleving. “Als mensen zo spreken, ontstaat er energie. Dan is er ruimte om te leren, om te groeien, om echt verder te kijken dan de korte termijn.”

Toch ziet hij ook hoe lastig het is om die ruimte te organiseren. “Veel mensen zitten vast in systemen die zijn ingericht op controle en voorspelbaarheid. Zeker in de bouw. Als het spannend wordt, schieten we snel terug naar wat we kennen. Maar in transities moet je juist ander werk gaan doen, en dat is kwetsbaar. Dat vraagt om vrijmoedigheid, om openheid, durf en de bereidheid het even niet te weten.”

Niemandsland

Een andere belangrijke les van de afgelopen jaren is voor hem dat verandering relationeel en lokaal werkt. “De regio is geen abstractie, het is waar mensen elkaar kennen en dingen samendoen. Dáár moet je zijn als je echt beweging wilt creëren. Daar ontstaan de experimenten. En vanuit die concrete praktijken kun je iets bouwen wat elders weer inspireert.”

Toch wringt het soms tussen de koplopers en de rest van het veld. “Omdat je er zo sterk bij betrokken bent lijkt het alsof de hele sector al in transitie is. Maar stap je daarbuiten, dan voelt het soms als een niemandsland. De afstand tussen de voorhoede en het peloton is nog groot.” Volgens Konings zit daar dan ook een belangrijke opdracht: zorgen dat koplopers zich niet eenzaam voelen, en tegelijk het peloton uitnodigen om eigenaarschap te nemen. “Dat lukt alleen als je het grotere verhaal weet te vertellen. Als mensen zien waar we met elkaar naartoe willen. En als ze ruimte voelen om bij te dragen.”

Een lerende praktijk

Wat De Bouwcampus volgens hem uniek maakt, is dat die ruimte er ook echt is. “We zijn niet van de projectmanagementplanningen. Wij werken aan lerende praktijken. Daarin mag je vertragen, twijfelen én falen. Juist dát maakt dat mensen zich veilig genoeg voelen om iets nieuws te proberen. En ja, dat schuurt soms. Maar als het niet schuurt, verandert er ook niets.”

Over een antwoord op de vraag of hij verschil heeft kunnen maken hoeft hij niet lang na te denken. “Niet ik, maar wij”, zegt hij direct. Om er na een korte stilte aan toe te voegen: “En dat verschil zit ‘m vaak niet in grote projecten, maar in hoe mensen anders zijn gaan kijken. Vijf jaar geleden spraken we voor het eerst over gebiedsgerichte energievoorziening bij Defensie. Dat was toen echt nieuw. Inmiddels is dat bijna vanzelfsprekend. Of neem het denken over adaptief en herbruikbaar bouwen. Daar liepen we echt op vooruit.”

Het stokje doorgeven

Toch is het nu tijd om het stokje door te geven. “Ik ben vanuit het Rijksvastgoedbedrijf als in kind bij De Bouwcampus geplaatst met het idee iets terug te brengen. Maar ik merkte dat die verbinding gaandeweg wat losser werd. En vijf jaar is ook lang genoeg om weer met een frisse blik verder te gaan.”

Zelf keert hij terug als implementatiemanager naar het Rijksvastgoedbedrijf. “Ik ga me richten op het waarmaken van plannen. Routekaarten zijn mooi, maar uiteindelijk moet er iets gebeuren. Hoe kom je dus van besluit naar actie? Daar wil ik graag mijn bijdrage aan leveren.”

Wat hij meeneemt? “De overtuiging dat echte verandering begint met verbeelding en vrijmoedigheid. Dat je moet durven leren. En dat eigenaarschap het verschil maakt. Ik blijf aan dezelfde opgave werken, alleen vanuit een andere rol. Want of je nu bij De Bouwcampus zit of niet, transitie maak je altijd samen.”

 

Woningbouw versnellen? Begin met verbeelden

Woningbouw versnellen vraagt om meer dan betere regels of snellere procedures. Het vraagt om verbeelding. Juist in concrete casussen, met álle betrokkenen aan tafel, ontstaan de inzichten die echt het verschil maken. Als we echt werk willen maken van het versnellen van de woningbouw, moeten we niet alleen beter organiseren, maar vooral beter samen denken.

Een treffend voorbeeld: onlangs kwamen betrokken partijen samen rond de geplande plaatsing van 500 flexwoningen. Wat begint als een verkenning van de toekomst van deze flexwoningen, eindigt in iets veel fundamentelers. Want hoewel flexwoningen van oorsprong zijn bedoeld als tijdelijke oplossing op tijdelijke locaties, worden ze steeds vaker gezien als kansrijke bouwstenen voor structurele woonkwaliteit.

Maar dan moeten we nu wel al nadenken over straks. Wat gebeurt er over 15 jaar, als die woningen ‘ont-flext’ moeten worden? Kun je die units herplaatsen zónder in te leveren op ruimtelijke kwaliteit? Zijn ze dan nog financieel rendabel? Hoe betrek je bewoners, ontwerpers, toezichthouders en ontwikkelaars in die doorontwikkeling?

In een sessie van nog geen half uur kwamen we, samen met bouwers, stedenbouwkundigen, gemeentelijke en provinciale ambtenaren, architecten en ontwikkelaars, tot twee verrassend realistische strategieën om 100 flexwoningen een volwaardige tweede bestemming te geven. Strategieën die nu al richting geven aan keuzes voor straks. Niet omdat het moest, maar omdat het kon. Omdat we de ruimte namen om te verbeelden dat het wel lukt.

En dat is precies de waarde van dit soort sessies. Je komt verder dan de bekende bezwaren en belemmeringen. Je onderzoekt vanuit verschillende perspectieven wat er wél kan, en hoe? De bouwer denkt in tijd, techniek en standaardisatie. De stedenbouwkundige in lijnen, korrelgroottes en ruimtelijke continuïteit. De ontwikkelaar in investeringsrisico’s en de gemeente op haar beurt in beleidskaders. Juist door die werelden te verbinden, ontstaan er nieuwe oplossingsrichtingen.

Voor de goede orde, verbeeldingssessies zijn geen brainstorms. Ze zijn geen eindeloze discussies over wat er niet mag. Integendeel, het zijn korte, gerichte verkenningen waarin je bewust het perspectief van ‘stel dat het lukt’ centraal stelt. En dan blijkt de complexe opgave ineens hanteerbaar. Dan ontstaan strategieën als denken in L-en of het sluitsteenmodel – waarmee flexwoningen inpasbaar worden in nieuwe bouwblokken of verspreid over een wijk een blijvende plek vinden.

Onze conclusie? Wacht niet tot de planvorming helemaal is afgerond om dit soort gesprekken te voeren. Begin er juist veel eerder mee. Gebruik concrete casussen als leeromgeving. Zie flexwonen niet alleen als tijdelijke oplossing, maar ook als proeftuin voor bouwinnovatie, beleidsvernieuwing en nieuwe vormen van samenwerking.

De echte versnelling zit niet in de stapel nota’s of de aanpassing van één regel. Die zit in de bereidheid om samen vooruit te denken, voorbij de obstakels, voorbij de aannames, en vooral voorbij het nu.

Pepik Henneman
Transitie-expert De Bouwcampus

Niet minder clubjes, maar beter verbonden

Het is een bekend en regelmatig terugkerend geluid in onze sector: “Er zijn zoveel organisaties in de bouw. Kan dat niet wat minder? Kunnen ze niet beter samen?” Of het nu gaat over gevels, funderingen, of circulariteit, overal zijn er wel verenigingen, stichtingen of platforms die zich met een deelonderwerp bezighouden. En ja, dat zijn er veel. Maar dat is niet per se het probleem. Sterker nog, voor technische of specialistische onderwerpen hebben we die organisaties nodig. Niemand wil immers dat een gesprek over funderingstechnieken wordt gevoerd zonder de aanwezigheid van funderingsspecialisten. Of dat bij het ontwerp van een dak geen dakdekker aan tafel zit.

Toch knelt het ergens. Niet omdat er te veel kennis is, maar omdat de verbinding ontbreekt. Wat mist, is namelijk de dwarsdoorsnede. De samenhang. Want in de praktijk kennen mensen elkaar vooral in vaste rollen: als opdrachtgever of opdrachtnemer, als ingenieur of beleidsmaker. En dat leidt ertoe dat iedereen vanuit zijn of haar eigen perspectief praat, vaak zónder dat die perspectieven echt naast elkaar worden gelegd. Een voorbeeld: als je in de bouwsector vraagt naar het personeelstekort, zal een betonboorder of dakdekker zeggen dat hij zijn vacatures maar niet gevuld krijgt. Terwijl het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) op basis van de cijfers zegt dat het op macroniveau allemaal best meevalt. Twee waarheden, allebei legitiem, maar ze komen elkaar zelden tegen in één gesprek.

Het gevolg? Belangrijke vraagstukken worden óf te technisch besproken óf te abstract. En daardoor blijven kansen liggen. Wat we nodig hebben is niet minder organisaties, maar een beter georganiseerde keten. Dat vraagt om het lef om samen te werken zonder meteen je eigen positie te willen verdedigen. Het vraagt om de juiste mensen over de juiste onderwerpen bij elkaar aan tafel. Ook als dat betekent dat er ongemakkelijke verschillen in perspectief boven tafel komen.

Alleen dan maken we écht werk van de grote opgaven waar we sectorbreed een oplossing voor moeten vinden. Dus: minder mopperen over het aantal clubjes. En meer aandacht voor waar en hoe we de juiste gesprekken voeren.

Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus

Wie pakt de regie?

Het ministerie van Binnenlandse Zaken, met natuurlijk minister Hugo de Jonge voorop, heeft zich de afgelopen jaren vastgebeten op het woondossier. Het ministerie neemt daarmee de verantwoordelijkheid om te proberen het woningtekort op te lossen. Minister De Jonge cs doen wat feitelijk ook andere partijen hadden kunnen doen. In de transitie zie je vaak dit soort bewegingen. Velen zien een probleem maar zolang niemand iets doet en iedereen op z’n plek blijft, gebeurt er nagenoeg niets. Of men focust zich op z’n eigen onderdeel zonder dat dit tot een brede oplossing gaat leiden.

Hoe dat precies in de praktijk werkt was onlangs weer eens goed zichtbaar na de presentatie van het Ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat stuurde verschillende kaarten en onderzoeken naar de kamer waaruit blijkt dat we bij de inrichting van ons land veel meer rekening met water en bodem moeten gaan houden. Vooral een ingekleurd kaartje waarop staat waar wel en waar we beter niet of in ieder geval met veel klimaatadaptieve maatregelen moeten gaan bouwen, trok in de media veel aandacht.

De reacties lieten vervolgens niet lang op zich wachten. Met name de bouwende partijen zien de ingekleurde kaart vooral als het zoveelste bewijs dat bouwen in Nederland alleen maar lastiger aan het worden is. Na het beruchte Stikstofkaartje wéér een kaart met belemmerende maatregelen. Helaas ziet (nog) niemand deze kaart als uitnodiging tot een gesprek. Want dat is wat we feitelijk moeten doen: met elkaar in gesprek gaan. Het probleem ligt zichtbaar op tafel en maakt de woningbouwopgave nog complexer. En vanuit die complexiteit gaan we met elkaar op zoek naar oplossingen. Dat proces kan best schuren, maar daar kan je het dan met elkaar over hebben. Ook dát is transitie.

Zo’n traject kan echter alleen beginnen als iemand de verantwoordelijkheid neemt of de regie pakt. Maar dan moet men niet op elkaar gaan zitten wachten. Kortom, zoek elkaar op. Wat houd je nog tegen?

Nynke Sijtsma

Directeur De Bouwcampus 

‘Op weg naar sneller, betaalbaarder en duurzaam bouwen’

“De urgentie om sneller, betaalbaarder en duurzamer te bouwen is groter dan ooit,” zegt Nynke Sijtsma, directeur De Bouwcampus. “Het programma Innovatie en Opschaling Woningbouw (IOP) doorbreekt de logge structuren in de woningbouw en maakt de weg vrij voor een innovatieve, industriële en digitale bouwpraktijk.” Een gesprek met Nynke Sijtsma en transitiemanager Sebastiaan Hameleers over het programma, de versnellers en de rol van De Bouwcampus: “we bouwen verder op onze ervaringen met het programma Industriële Woningbouw.”

Het IOP richt zich op het versnellen en opschalen van innovaties binnen de woningbouwsector. De visie achter dit programma is dat de traditionele bouwmethoden te traag en inefficiënt zijn om de ambitieuze woningbouwdoelstellingen te halen. Het programma stimuleert daarom een transitie naar innovatieve bouwtechnieken die sneller, betaalbaarder en duurzamer zijn. Dit draagt niet alleen bij aan het oplossen van de woningnood, maar speelt ook in op bredere maatschappelijke vraagstukken zoals duurzaamheid, energietransitie en klimaatadaptatie. Door nieuwe bouwmethodes toe te passen en deze breder te implementeren, kan de sector efficiënter en effectiever bijdragen aan een gezonde, toekomstbestendige leefomgeving.

Fundamenten
De fundamenten van het IOP zijn gelegd in het Industrieel Woningbouw (IW)-programma van De Bouwcampus. In het kader van dat programma is vier jaar ervaring opgedaan met het opschalen van industriële bouwmethodes. Tijdens de Woontop in december vorig jaar werd de noodzaak tot versnelling opnieuw onderstreept en kreeg het IOP definitief vorm. “Wat we tijdens de Woontop zagen, is dat alle relevante partijen nu écht bereid zijn om samen te werken,” zegt Sebastiaan Hameleers. “Het programma moet de komende vijf jaar fungeren als versneller die bestaande initiatieven en innovaties helpt door te breken en op te schalen.”

Technologische innovaties
Het programma richt zich niet alleen op technologische innovaties, maar ook op het verbeteren van samenwerking en procesoptimalisatie. Door initiatieven te bundelen en een ecosysteem te creëren waarin succesvolle innovaties breed worden toegepast, wordt de woningbouwsector fundamenteel getransformeerd. Zo moet binnen vijf jaar minstens de helft van alle nieuwbouwwoningen industrieel worden geproduceerd. Daarnaast worden vergunningstrajecten versneld door digitalisering en worden nieuwe methoden ontwikkeld voor een efficiëntere gebiedsontwikkeling. Dit leidt niet alleen tot snellere doorlooptijden, maar ook tot kostenbesparingen en een hogere kwaliteit van woningen.

Een van de kernstrategieën van het programma is de implementatie van industriële bouwstromen. “Industriële bouwstromen zorgen voor meer voorspelbaarheid en continuïteit in de woningbouw,” legt Sijtsma uit. “Door woningen grotendeels in fabrieken te produceren, kunnen we sneller en met minder faalkosten bouwen. Dit biedt enorme voordelen voor zowel bouwbedrijven als woningcorporaties.” Overigens gaat het volgens haar niet om bouwen alleen. “Het zit bijvoorbeeld ook in een betere doorstroming. Daarom moeten we ook goed kijken naar de verdeling van de bestaande woningvoorraad.”

Woondeals
Tegelijkertijd staan financieringsrisico’s en standaardisatievraagstukken een brede opschaling in de weg. Daarom wordt binnen het IOP gewerkt aan het versterken van woondeals en het versnellen van type- en systeemgoedkeuringen, zodat innovatieve bouwmethodes sneller op grote schaal kunnen worden ingezet.

Naast industrialisatie speelt digitalisering een cruciale rol in het verbeteren van de woningbouwsector. “Digitalisering is niet langer een luxe, maar een noodzaak,” benadrukt Hameleers. “We zien dat digitale toepassingen zoals BIM-gebaseerde vergunningverlening en digitale gebiedsontwikkeling enorme tijdwinst opleveren. Door automatisering kunnen bouwprocessen efficiënter worden ingericht en kunnen vertragingen in de besluitvorming worden verminderd.”

Open innovatie
Een ander belangrijk aspect van het programma is open innovatie. In de woningbouwsector wordt vaak gewerkt binnen vastomlijnde structuren, wat innovatie kan belemmeren. Open innovatie draait om samenwerking tussen alle betrokken partijen om gezamenlijke problemen op te lossen, zoals de netcongestie, regelgeving en duurzame infrastructuur. Door belemmeringen te adresseren en innovatieve oplossingen te implementeren, kunnen woningen sneller en efficiënter worden gerealiseerd. “We willen af van het versnipperde landschap en zorgen dat innovatie daadwerkelijk impact op de hele keten heeft,” zegt Sijtsma. “Dat kan alleen door samen te werken en kennis te delen.”

Om daadwerkelijk impact te maken, introduceert het IOP een reeks versnellers: innovaties die direct effect hebben en breed uitgerold kunnen worden. Zo zorgen industriële bouwstromen voor een snellere bouwtijd, digitale vergunningverlening voor snellere besluitvorming en netbewust bouwen voor efficiënter energiegebruik. “Versnellen betekent niet simpelweg harder werken, maar slimmer werken,” benadrukt Sijtsma. “Daar ligt de sleutel voor de transitie die we willen maken.”

Maatschappelijke innovatie
Ook maatschappelijke innovatie is binnen het programma een versneller. Het doel is niet alleen om huizen te bouwen, maar om leefbare, duurzame en sociale woonomgevingen te creëren. “Een thuis is meer dan een huis,” stelt Hameleers. “We moeten ervoor zorgen dat we niet alleen kwantiteit leveren, maar ook kwaliteit. Dat betekent dat we woningbouw slim koppelen aan maatschappelijke opgaven zoals mobiliteit en klimaatadaptatie.”

Het Innovatie & Opschalingsprogramma is opgezet als een vijfjarig traject. Deze lange termijnbenadering is bewust gekozen, omdat structurele verandering tijd nodig heeft. Waar vaak wordt gedacht dat snelheid en kwaliteit niet samen kunnen gaan, moet dit programma volgens het tweetal het tegendeel bewijzen. Door innovatie en samenwerking op de juiste manier te organiseren, kunnen zowel de snelheid als de kwaliteit van woningbouw worden verhoogd. De Bouwcampus gaat zich vooral bezighouden met programmalijn 1: Conceptuele en Industriële woningbouw. “We zijn dat momenteel aan het vormgeven en werken dat de komende tijd verder uit,” vertelt Sijtsma. “We moeten de complexiteit van het probleem omarmen en vanuit daar de juiste interventies plegen,” benadrukt Hameleers. “Dat is de enige manier om écht impact te maken.”

Wat levert het IOP op?

  • Meer woningen, sneller gebouwd: dankzij industriële bouwmethoden en digitalisering.
  • Lagere kosten: door efficiëntere processen en minder faalkosten.
  • Hogere kwaliteit: woningen die beter aansluiten op duurzaamheids- en leefbaarheidsdoelen.
  • Versnelde besluitvorming: door digitale vergunningverlening en gestroomlijnde processen.
  • Sterkere samenwerking: een ecosysteem waarin overheid, markt en kennis samen innoveren.
  • Maatschappelijke meerwaarde: woningen als onderdeel van toekomstbestendige, inclusieve woonomgevingen.

De Bouwcampus lanceert platform Zet De Woningbouw Aan

De Bouwcampus heeft het platform Zet De Woningbouw Aan gelanceerd: hét nieuwe centrale punt voor iedereen die werk wil maken van de versnelling van de woningbouw in Nederland. Met dit platform brengt De Bouwcampus kennis, voorbeelden en netwerken bij elkaar om écht impact te maken.
Een belangrijk onderdeel van het platform is De Kansenkaart – een interactieve kaart die actuele en inspirerende voorbeelden van industriële woningbouwprojecten inzichtelijk maakt. De Kansenkaart laat zien wie, waar en hoe wordt gewerkt aan industrieel geproduceerde woonoplossingen. Van flexwoningen en optoppen tot circulair hergebruik: het biedt een helder overzicht van de projecten én de samenwerkingen die eraan ten grondslag liggen.

Overal in het land ontstaan spannende, innovatieve projecten. Maar wie is waarmee bezig? Hoe worden deze projecten gerealiseerd? De Kansenkaart geeft antwoord op die vragen en brengt de sector samen.
Met de lancering van het platform verschijnt ook een nieuwe editie van het magazine Zet De Woningbouw Aan. Het magazine staat boordevol praktijkverhalen en achtergronden over actuele thema’s binnen de woningbouw, zoals industriële bouwmethoden, de potentie van flexwoningen en slimme vormen van samenwerking.
In deze editie:
• Een bezoek aan WoonST in Helmond, waar 2500 industrieel gebouwde, duurzame woningen verrijzen.
• Een reportage uit Haarlem, over flexwoningen voor Oekraïense vluchtelingen – en waarom een flexwoning géén tijdelijke woning is.
• Een interview met Thijs Asselbergs, architect en emeritus hoogleraar Architectural Engineering, over het belang van samenwerking in de sector: “Zet het concurrentiegevoel opzij en zoek elkaar op.”
Het platform Zet De Woningbouw Aan is een initiatief van Stichting De Bouwcampus. Het biedt een plek waar professionals, overheden, ontwikkelaars, ontwerpers en andere betrokkenen kennis kunnen halen én brengen.
📍 Bezoek het platform op HIER
📖 Lees het magazine, ontdek De Kansenkaart en deel de inzichten met je netwerk.

Bouwstenen maken seriematig aanbesteden makkelijker

Met meer dan twintig jaar ervaring in aanbestedingen zet Dennis Sommeijer (Beduidend) zijn expertise in voor de ontwikkeling van bouwstenen die seriematig aanbesteden makkelijker maken. “Er zijn in de sector meerdere initiatieven om bij aan te haken maar het plan van De Bouwcampus om bouwstenen te ontwikkelen voor seriematig aanbesteden  leek mij zo concreet, dat ik mijn expertise op het gebied van gunningscriteria en aanbestedingen hier graag voor inzet.”

Over de eerste bijeenkomst vertelt hij enthousiast: “Ik vond het bijzonder om met al die verschillende stakeholders aan tafel te zitten, van opdrachtnemer tot jurist”. Sommeijer werkt inmiddels ruim een halfjaar aan De Bouwstenen. “Ik kwam Harald tegen om de InfraMarathon vorig jaar. Ik was meteen enthousiast en ben sinds de eerste sessie aangehaakt. Het is heel leerzaam en helpt mij om inzicht te krijgen in welke afwegingen een opdrachtgever maakt voordat hij de keuze maakt voor seriematig aanbesteden.”

Seriematig werken als oplossing

Sommeijer draagt graag bij aan de sector. Hij ziet goed hoe groot de problemen zijn en zegt: “Ik deed vorig jaar een opleiding Future Strategy aan de UvA, waar ik leerde signalen te herkennen waarop we kunnen anticiperen. Het toenemende personeelstekort wordt steeds groter. Er is een groeiend besef dat we een probleem hebben, maar we zoeken de oplossing in het ‘sexyer’ maken van de branche. De gedachte is dat hierdoor meer mensen zullen komen, maar de totale beroepsbevolking wordt op lange termijn kleiner. We moeten echt anders gaan denken en werken om de V&R-opgave het hoofd te bieden.”

Volgens Sommeijer is het bundelen van meerdere projecten de oplossing voor de sector. “We moeten niet één project per aanbesteding doen, maar meteen tien of zelfs honderd projecten bundelen. Dit zorgt voor minder aanbestedingen, waardoor er meer personeel in de uitvoering kan werken. Bovendien biedt een grotere aanbesteding meer ruimte voor innovatie, wat leidt tot duurzamer en efficiënter werken.”

Versterking en samenhang

Om te zorgen dat alle bouwstenen op elkaar aansluiten wordt er nu gewerkt aan een voorbeeldcasus: “Zo kunnen we veel gerichter nadenken over hoe we een bouwsteen vormgeven zodat deze echt van toegevoegde waarde is. Daarnaast hebben we aan het begin van dit traject ook een droombeeld meegekregen van de V&R opgave. We beredeneren alles vanuit dat droombeeld. Welke gunningscriteria hebben we nodig om het gewenste resultaat te krijgen. Waarvan denken wij dat het niet werkt. We werken dit nu uit in een beknopt document, een handreiking voor aanbesteders en opdrachtgevers die aan de slag willen gaan met seriematig werken.”

Omdat sommige bouwstenen nauw samenhangen, werken sommige deelnemers aan meerdere bouwstenen. “Als een idee in bouwsteen A invloed heeft op bouwsteen B, moet je dat meenemen in B. Anders werken ze elkaar straks tegen”, besluit Sommeijer.

Twintig jaar ervaring in aanbestedingen

Sommeijer studeerde civiele techniek, begon zijn loopbaan als werkvoorbereider bij een aannemersbedrijf en werkte zich vervolgens op tot projectleider. Toen hij een rol binnen het bedrijfsbureau kreeg, kreeg hij een vaste rol bij het inschrijven op aanbestedingen en schreef hij EMVI-plannen aan de lopende band. Inmiddels is hij eigenaar van Bureau Beduidend en adviseert hij zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers over aanbestedingen in de infra-, water-, techniek- en energiesector.

Kennis in ruil voor tijd

De deelnemers aan de bouwstenen sessies komen iedere maand ofwel fysiek ofwel online samen. De kleinere werkgroepjes van individuele bouwstenen zien elkaar vaker “Wij komen met ons groepje één keer in de twee weken samen. Ik ben er wat tijd aan kwijt maar in ruil daarvoor breidt mijn netwerk zich uit en doe ik veel kennis op. Laatst was ik in gesprek met de juristen van Pels Rijcken en kwam ik erachter dat sommige dingen die in de praktijk gebeuren juridisch gezien niet altijd mogen. Bij het ontwikkelen van de bouwstenen zien we de Europese regelgeving wel écht als strak kader”.

Ben jij geïnspireerd door het enthousiasme en wil je zelf jouw expertise inzetten om seriematig werken verder te brengen? Stuur dan een e-mail naar henberto.remmerts@debouwcampus, en wie weet zien we je bij de volgende sessie!Foto

Twee brochures: over partnerschap en vacatures bij DBC

De Bouwcampus lanceert twee nieuwe brochures die je meenemen in de wereld van innovatie en samenwerking binnen de bouwsector. Of je nu op zoek bent naar een betekenisvolle volgende stap in je carrière, óf benieuwd bent naar wat het betekent om partner te zijn van De Bouwcampus: deze brochures vertellen je precies wat je moet weten.

In onze nieuwe vacaturebrochure ontdek je welke kansen er nú liggen bij De Bouwcampus. Hier komen gedreven professionals uit de hele keten samen om te werken aan de toekomst van onze gebouwde omgeving. Je krijgt de ruimte om jezelf te ontwikkelen, je netwerk te versterken en samen met experts uit de B&U- en GWW-sector baanbrekende oplossingen te realiseren.

Of je nu een nieuwe uitdaging zoekt naast je huidige werk, een managementrol ambieert of aan het begin van je loopbaan staat: De Bouwcampus biedt de perfecte omgeving om in de praktijk te leren wat transitie écht betekent. Doe met ons mee en maak het verschil.

👉 Bekijk de vacaturebrochure vacatures-c2.pdf

Wat betekent het om partner te zijn van De Bouwcampus?

De tweede brochure geeft inzicht in wat het partnerschap met De Bouwcampus inhoudt. Als partner werk je actief mee aan het vernieuwen en verduurzamen van de bouwsector. Je krijgt toegang tot een uniek netwerk van bedrijven, overheden en kennisinstellingen, en je draagt bij aan de ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor de maatschappelijke opgaven van deze tijd.

Wil je weten welke voordelen partnerschap met zich meebrengt en hoe je jouw organisatie kunt positioneren binnen een vooruitstrevend ecosysteem? Deze brochure laat het je zien.

👉 Lees meer over partnerschap partners_A5-c2.pdf

Eindeloos nieuw magazine over circulair hergebruik

De bouwsector staat voor een grote uitdaging: hoe kunnen we bestaande gebouwen en materialen optimaal hergebruiken en tegelijkertijd de transitie naar een circulaire economie versnellen? De eerste editie van Eindeloos, een nieuw digitaal magazine over circulair hergebruik, biedt inzichten, inspirerende voorbeelden en concrete actielijnen om deze transitie vorm te geven. Het magazine is ontwikkeld door De Bouwcampus.

In dit eerste nummer van Eindeloos staan vier actielijnen centraal die de basis vormen voor een structurele aanpak van circulair hergebruik in de gebouwde omgeving. Deze actielijnen zijn door de sector zelf geformuleerd tijdens een tweedaagse bijeenkomst die door De Bouwcampus op touw is gezet.

Zo wordt er gewerkt aan een gemeenschappelijke marktplaats voor circulaire bouwmaterialen om hergebruik te vergemakkelijken, en aan de ontwikkeling van een standaard die de impact van circulariteit meetbaar en vergelijkbaar maakt. Daarnaast richt men zich op circulair ontwerpen voor multifunctionele toepassingen, zodat gebouwen flexibeler en toekomstbestendiger worden. Tot slot is er een flowchart ontwikkeld die stakeholders helpt bij het maken van weloverwogen keuzes rondom circulaire oplossingen.

Een sector in beweging

De trekkers van deze actielijnen delen in Eindeloos hun inzichten en ervaringen. Hoewel de snelheid van verandering per partij verschilt, is er een duidelijke beweging zichtbaar. Het gezamenlijke denken over circulaire herinrichting van utiliteitsgebouwen wint terrein. De Bouwcampus speelt hierin een verbindende rol door partijen samen te brengen en een voedingsbodem te creëren voor wederzijds begrip en samenwerking.

Samenwerking

Denise Huizing, procesmanager bij Brink, benadrukt in haar gastcolumn dat circulariteit méér vraagt dan goede intenties. “Om écht het verschil te maken moeten we als sector nog meer met elkaar samenwerken,” stelt zij. Haar oproep onderstreept de noodzaak van daadkracht en collectieve actie om circulaire ambities om te zetten in tastbare resultaten.

Praktijkvoorbeelden

Leren van succesvolle projecten is essentieel om opschaling te realiseren. Daarom biedt Eindeloos ook ruimte aan praktijkvoorbeelden die laten zien hoe circulair hergebruik in de praktijk werkt. Deze verhalen tonen aan dat circulair bouwen niet alleen bijdraagt aan duurzaamheid, maar ook organisaties helpt hun doelen te bereiken en een inspirerende werkomgeving te creëren.

Eindeloos nodigt uit om mee te doen en samen doorbraakkeuzes te realiseren. Want alleen door samenwerking en actie kunnen we de toekomst van circulair bouwen écht vormgeven.

Benieuwd naar Eindeloos? Check het blad HIER

Grip krijgen op de grond, daar ligt de sleutel

De discussie over woningbouw gaat momenteel vooral over tempo, industrialisatie en kostenbesparing. Het moet sneller, beter, efficiënter én vooral goedkoper. Maar de kernvraag wordt nauwelijks gesteld: van wie is de grond eigenlijk? Zonder een goed grondbeleid blijven we rommelen in de marge.

Van het totale grondoppervlak in Nederland is slechts dertien procent bebouwd. Dat omvat niet alleen woningen, maar ook kantoren, bedrijven en infrastructuur. De rest is natuur, agrarisch gebied en water. Willen we bouwen, dan moeten we keuzes maken. Welke waarde hechten we aan landbouwgrond versus woningbouw?

De economische waarde van de grond is een ander onderbelicht transitievraagstuk. Neem landbouwgrond: dat kost gemiddeld acht tot vijftien euro per vierkante meter. Maar zodra het een bouwbestemming krijgt, stijgt die waarde explosief naar 600 tot 1.000 euro per vierkante meter. Wie profiteert van die waardesprong? Vaak niet de gemeenschap, maar speculanten en investeerders.

Voorbeelden? In Utrecht werd in 2015 in het gebied langs het Merwedekanaal voor zes miljoen euro een oud bedrijfsgebouw gekocht. Een half jaar later werd het doorverkocht voor dertien miljoen euro. En binnen twee jaar was de prijs opgelopen tot zelfs 26 miljoen euro. Een ander geval in hetzelfde gebied: een investeerder kocht in 2017 twee kavels voor 31 miljoen euro en verkoopt die kavels een half jaar later door voor 46 miljoen. Een winst van 15 miljoen, zonder dat er ook maar een steen was verzet.

Om toch een woningbouwontwikkeling haalbaar te maken, pompt de overheid er in het kader van de Woningbouwimpuls 21 miljoen euro in. Gemeenschapsgeld dat indirect in de zakken van speculanten verdwijnt. Dit mechanisme speelt niet alleen binnenstedelijk, maar ook in uitbreidingsgebieden zoals bijvoorbeeld Rijnenburg in Zuid-Holland. Daar wordt al 25 jaar over woningbouw gesproken, terwijl de grond al keer op keer van eigenaar is gewisseld. En zo wordt duurzame én betaalbare woningbouw ook daar straks onbetaalbaar.

Zonder een stevig grondbeleid gaan we het woningtekort niet oplossen. Het gaat erom dat we grip krijgen op grond. Daar ligt naar mijn idee de sleutel. Hoog tijd om die discussie wél te gaan voeren.

Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus

Werksessie leidt tot actieplannen voor de damwandensector

“Er is in de hele sector een grote behoefte om met elkaar samen te werken,” aldus Hein van Laar van de Vereniging van Waterbouwers. Hij zei dit aan het begin van de eerste werksessie over de toekomst van damwanden. Tijdens deze sessie maakte vijf werkgroepen een begin van een actieplan om de vervanging en renovatie van damwanden slimmer, duurzamer en vooral innovatiever aan te te pakken.

Ingenieurs, opdrachtgevers, waterbouwers en toeleveranciers troffen elkaar op 12 februari bij de Koninklijke Metaalunie. Deze eerste werksessie, georganiseerd door De Bouwcampus, Rijkswaterstaat, de Vereniging van Waterbouwers en de Koninklijke Metaalunie, was het vervolg op de Damwandendag die in november vorig jaar is gehouden. “Toen werd duidelijk dat we van ideeën concrete actieplannen moeten gaan maken,” vertelt Van Laar.

Actie in vijf thema’s

Om die actieplannen op een goede manier handen en voeten te geven zijn er vijf werkgroepen gevormd:

  • Monitoring van damwanden – Hoe kunnen we de staat van damwanden slimmer in de gaten houden?
  • Extra functionaliteiten – Kunnen damwanden meer doen dan alleen grond en water keren?
  • Hoogwaardig hergebruik – Hoe zorgen we ervoor dat materialen niet verloren gaan?
  • Samen leren en innoveren – Kennis delen om sneller vooruitgang te boeken.
  • Contractlandschap – Hoe maken we afspraken over hoe we met de hele keten samenwerken?

Aanscherpen

Na het brainstormen presenteerden de werkgroepen hun plannen aan elkaar. Sommige ideeën waren al scherp uitgewerkt, anderen hadden nog verfijning nodig. Dankzij kritische vragen en waardevolle feedback van alle deelnemers gaan de werkgroepen de actieplannen de komende maanden aanscherpen. In juni komen de werkgroepen opnieuw fysiek bijeen om de voortgang te bespreken.

Wil jij ook meewerken aan de toekomst van damwanden? Nieuwe deelnemers zijn van harte welkom! Meld je aan via evenementen@debouwcampus.nl en bouw mee aan duurzame oplossing voor het vervangen en renoveren van damwanden!

Op handelsmissie naar Londen

Ben jij actief in de duurzame bouwsector en wil je jouw kansen op de Britse markt vergroten? Ga dan van 3 tot en met 6 maart 2025 mee op handelsmissie naar Londen!
Tijdens deze missie maak je deel uit van het Nederlands Paviljoen op Futurebuild 2025, hét toonaangevende evenement voor duurzame innovaties in de gebouwde omgeving. Daarnaast biedt het programma 1-op-1 afspraken met architecten, ontwikkelaars en beleidsmakers, én inspirerende activiteiten in Londen.
De missie is gericht op start-ups, scale-ups en innovatief MKB in o.a. circulaire bouw, duurzame materialen, energiezuinige gebouwsystemen, klimaatadaptieve oplossingen, en prefab bouw. Deze missie wordt georganiseerd door Amsterdam T&I, Rotterdam Partners, ROM Utrecht Region en de Nederlandse Ambassade in Londen.

Klik hier voor aanmelden.

Brabants Infra Beheerders Overleg: kennis delen, samenwerking verkennen

Wat begon als een initiatief van Ad van Vugt, beheerder en specialist kunstwerken bij de gemeente ‘s-Hertogenbosch, is in een krap jaar tijd uitgegroeid tot een waardevol netwerk voor Brabantse gemeenten. Het Brabants Infra Beheerders Overleg (BIBO) brengt elk kwartaal beheerders van infrastructuur samen om kennis te delen en van elkaar te leren. “Het is een gezamenlijke zoektocht naar betere oplossingen.”

“Je spreekt elkaars taal”, trapt Kars van Rozendaal, assetmanager civiele kunstwerken bij de gemeente Tilburg het gesprek af. Samen met Thijs Mackus, transitiemanager V&R-opgave bij De Bouwcampus zijn we te gast bij Huub Lange, beheerder bij het Land van Cuijk. Van Rozendaal en Lange schuiven elk kwartaal aan bij de bijeenkomsten die onder leiding staan van Mackus. Inmiddels nemen elf Brabantse gemeenten en de provincie Noord-Brabant aan dit overleg deel. Het idee is in 2023 ontstaan vanuit de Werkgroep Gemeentelijke Bruggen van De Bouwcampus. Het initiatief wordt gefaciliteerd door De Bouwcampus, die hoopt dat deze samenwerking uiteindelijk leidt tot gezamenlijke aanbestedingen en innovatieve projectaanpakken.

Vraagstukken
Het idee voor een Brabants Infra Beheerders Overleg ontstond tijdens werkgroep seriematige aanpak van gemeentelijke bruggen van De Bouwcampus in 2023.Al snel groeide het inzicht dat meerdere gemeenten met vergelijkbare vraagstukken worstelen en dat samenwerking hierin voordelen kan opleveren. Mackus ziet dit overleg als een waardevolle stap in de transitie naar een toekomstbestendig beheer van infrastructuur: “Waar energie zit, moet je mensen bij elkaar brengen. En dat is precies wat hier gebeurt.”
De Bouwcampus faciliteert het BIBO met de verwachting dat deze samenwerking uiteindelijk leidt tot gezamenlijke aanbestedingen en innovatieve projectaanpakken. “Maar”, haast Mackus te benadrukken, “je ziet in de thematiek die speelt, dat bijvoorbeeld het denken in series nog een te grote stap is. Ik denk dat je daarom, en dat gebeurt hier nu al vanzelf, eerste kleinere stapjes moet gaan zetten om dan uiteindelijk daar naartoe te kunnen werken.”

Naast Den Bosch, Tilburg en het Land van Cuijk zijn onder andere Breda, Oss en Eindhoven betrokken bij het BIBO. Huub Lange: “Wij zijn qua oppervlakte een van de grootste gemeenten, maar hebben een heel ander type infrastructuur dan stedelijke gebieden zoals Eindhoven of Den Bosch. Juist die verschillen maken de uitwisseling waardevol.”

Tijdens de kwartaalbijeenkomsten worden uiteenlopende thema’s besproken, zoals duurzaamheid, restlevensduurbepaling, , constructieve veiligheid en inspectie- en areaaldata. Kars van Rozendaal benadrukt het belang van deze kennisdeling: “Wat mij opvalt is dat beheerders hier heel open en collegiaal spreken over hun uitdagingen. Het is geen competitie, maar een gezamenlijke zoektocht naar betere oplossingen.”

Lange termijn beheer
Veel gemeenten worstelen met de lange termijnplanning van infrastructureel onderhoud en vervanging. Bruggen en viaducten die 60 tot 70 jaar geleden zijn gebouwd, naderen het theoretische einde van hun ‘technische’ levensduur. Zonder goed inzicht en tijdige voorbereiding kunnen gemeenten voor financiële en praktische verrassingen komen te staan. Van Rozendaal licht toe: “Elke gemeente heeft zijn eigen beheercyclus, waarbij periodieke inspecties en onderhoud plaatsvinden. Maar de stap naar een geïntegreerd vervangings- en renovatieplan is nog niet overal gemaakt. Vaak worden pas concrete stappen gezet als problemen zich aandienen, en dan ben je eigenlijk te laat.”
Een van de inzichten uit BIBO is dat gemeenten vaker verder vooruit moeten kijken naar de theoretische levensduur van infrastructuur en dit moeten koppelen aan inspectieresultaten. Op die manier kunnen ze beter prioriteren en financiële middelen tijdig reserveren.

Schaalvoordelen
Thijs Mackus haalt als wenkend perspectief weer het gezamenlijk in de markt zetten van aanbestedingen aan. “Waarom zou elke gemeente apart een brug laten renoveren als we dit ook samen kunnen oppakken? Daarmee kunnen gemeenten schaalvoordelen behalen en innovaties stimuleren.” Zo hebben bijvoorbeeld de gemeenten ’s-Hertogenbosch en Vught al een gezamenlijk onderhoudscontract afgesloten, en andere gemeenten kijken met interesse naar deze aanpak. Toch zijn er nog drempels. Lange legt uit: “Elke gemeente heeft zijn eigen inkoopbeleid en specifieke eisen aan contracten. Harmonisatie van deze processen kost tijd. Maar het besef groeit dat de uitdagingen enorm zij en we met samenwerking veel kunnen winnen.”

Een tussenstap kan volgens het tweetal zijn om uniformiteit aan te brengen in inspecties en dataverzameling. Een van de recente bijeenkomsten richtte zich op inspectiedata. Gemeenten gaan nu via het TNO-datasheet data delen. Dit moet leiden tot meer inzicht in de restlevensduur cq vervangingsmomenten van verkeersbruggen en viaducten. “Nu we deze gesprekken over gezamenlijke inspectiedata voeren, zien we dat we niet alleen meer ervaringen uitwisselen, maar ook naar het trekken van voorzichtige conclusies opschuiven. En daar kunnen wellicht echt acties uit gaan komen, maar dat zeggen we nog niet tegen elkaar,” aldus Thijs Mackus.

Onderlinge band
Hoewel BIBO primair draait om kennisdeling, groeit er een sterke onderlinge band tussen de beheerders. Lange merkt op: “Het is niet alleen leerzaam, maar ook gewoon leuk. Het contact met collega’s uit andere gemeenten maakt het werk makkelijker. Ik weet nu beter wie ik kan bellen als ik ergens tegenaan loop.” Deze laagdrempelige en informele informatieuitwisseling maakt BIBO onderscheidend van andere initiatieven in de sector. Van Rozendaal: “Dit is geen commercieel platform en er worden geen producten verkocht. Het draait puur om kennis en ervaring delen. Dat maakt het waardevol.”

Toekomst
Wat brengt de toekomst voor BIBO? Thijs Mackus ziet de groep in de komende jaren verder ontwikkelen: “Nogmaals, ik hoop dat we niet alleen kennis blijven delen, maar ook gezamenlijke stappen gaan zetten. Bijvoorbeeld met het standaardiseren van inspectiemethoden en het structureel delen van data. En wie weet, misschien zien we over een paar jaar wel de eerste gezamenlijke projecten van een serie bruggen op de markt.”

Wie doen er nu mee?

Het Brabants Infra Beheerders Overleg telt naast de provincie Noord-Brabant 10 gemeenten. Dit zijn: ’s-Hertogenbosch, Vught, Breda, Eindhoven, Tilburg, Dongen, Land van Cuijk, Moerdijk, Oosterhout en Oss.

Ook aansluiten?
Interesse om bij de BIBO aan te sluiten? Mail voor meer informatie met Thijs Mackus via Thijs.Mackus@Debouwcampus.nl

Geslaagde InfraTech 2025

De Bouwcampus was van 21 tot en met 24 januari 2025 prominent aanwezig op InfraTech 2025 in Rotterdam Ahoy. Het waren vier drukke en inspirerende dagen waarin we talloze bezoekers mochten verwelkomen in onze strategisch gelegen stand. Immers, om de beursvloer te betreden, konden bezoekers niet om De Bouwcampus heen. En dat zorgde voor een constante stroom van geïnteresseerde professionals, partners en andere bezoekers.

Onze stand bood een platform voor ontmoeting, inspiratie en samenwerking. Zo gaven we een inkijkje in wat we doen op het traject Vervanging en Renovatie Infrastructuur.

InfraTech 2025 was dé gelegenheid om waardevolle connecties te leggen en samen te werken aan de toekomst van infrastructuur in Nederland. We kijken terug op een geslaagde editie en danken iedereen die ons heeft bezocht!

Bekijk de aftermovie:

Het is niet alleen bouwen, bouwen, bouwen

De wooncrisis lijkt vooral een kwestie van aantallen: te weinig woningen, dus we moeten vooral bouwen, bouwen, bouwen. Maar de realiteit ligt een stuk genuanceerder.

Zo las ik onlangs het artikel ‘Is er een huizencrisis in Nederland?’ in het blad Geografie. Met feiten en cijfers onderbouwen de schrijvers in het stuk de conclusie dat het probleem niet alleen in het aantal huizen zit, maar vooral in hoe ze verdeeld zijn.

Ons land telt momenteel 8,4 miljoen huishoudens waarvan 39 procent alleenwonenden. Vergrijzing is een belangrijke reden voor wat we dan huishoudverdunning noemen. Verder heeft Nederland één van de hoogste percentages aan onderbewoning van Europa. Ruim zestig procent van de mensen woont in een onderbewoond huis.

Wat we ook vaak horen is dat de huizen te duur zijn. Door meer te bouwen daalt de prijs. Dat geldt voor een gewone markt, maar dat is de woningmarkt niet. Meer bouwen laat de prijs niet dalen. Goedkope financiering en de grondprijzen beïnvloeden namelijk de prijs van woningen. Sinds 1970 schommelt het woningtekort telkens rond vier procent, terwijl in die periode de huizenprijzen met vierhonderd procent stegen.

Is er een huizencrisis in Nederland? Feit is volgens Geografie, dat als we puur kijken naar de cijfers het met die huizencrisis wel meevalt. Het aantal huishoudens en woningen is redelijk in balans. Het probleem is met name de veranderende samenstelling van huishoudens en daarmee de mismatch tussen vraag en aanbod.

Tijdens de recente Woontop ging het vooral over het maken van tempo. Alleen zit dat tempo naar mijn idee dus niet alleen in bouwen, bouwen, bouwen. Het zit vooral ook in een betere doorstroming door goed naar de verdeling van de bestaande woningvoorraad te kijken. En ook naar optoppen, slimme regelgeving en gericht beleid om de kloof tussen woningbezitters en woningzoekers te verkleinen. De oplossing ligt dus niet alleen in meer bakstenen, maar ook in betere spelregels. Dat is een kans die we niet mogen laten lopen om daadwerkelijk te kunnen versnellen.

Nynke Sijtsma, directeur De Bouwcampus

Transitiemanagers in KUBR-podcast

Ingeborg Ligtenberg en Harald Versteeg zijn te gast in KUBRCast, de nieuwe podcastserie van het kennis- en informatieplatform KUBR. In deze aflevering brengen de twee transitiemanagers bij De Bouwcampus de voordelen van seriematig aanbesteden over het voetlicht.

De transitiemanagers zien dat in de Infra dankzij seriematig aanbesteden projecten sneller worden gerealiseerd, tegen lagere kosten. Zo kun je zomaar zes bruggen bouwen, voor de prijs van 5, om maar een voorbeeld te noemen. Maar daarnaast: het geeft veel voldoening om als sector uitdagingen gezamenlijk op te pakken.

Over KUBR

KUBR is ontwikkeld door TVVL in samenwerking met Techniek Nederland, Bouwcampus en Bouwend Nederland. Deze samenwerkende partijen hebben als doel om de samenwerking tussen professionals te verbreden en cross-sectorale kennisuitwisseling te bevorderen.

Operatie Backstage: Zo breng je marktpartijen in beweging

Het aantal inschrijvingen op aanbestedingen neemt zienderogen af. Dat is de conclusie die getrokken is tijdens de Inframarathon van vorig jaar. Om het tij te keren moeten opdrachtgevers en opdrachtnemers met elkaar in gesprek. Op initiatief van Sander den Blanken (BAM) slaan Bouwend Nederland, De Bouwcampus en verschillende marktpartijen de handen ineen en organiseren op 12 februari Operatie Backstage: een kijkje in de keuken bij marktpartijen.

Waar het voorheen stormliep als er een uitvraag werd gedaan, melden zich nu veel minder marktpartijen voor opdrachten. Opdrachtgevers kunnen tijdens Operatie Backstage met verschillende marktpartijen in gesprek om hun uitvragen aantrekkelijker te maken. Zo vertellen ingenieursbureaus, installatiebedrijven en bouwers welke criteria zij aanhouden en afwegingen die zij maken om wel of niet op een aanbesteding in te schrijven.

“We staan voor een enorme opgave in de infrastructuur. Dus het is belangrijk dat we deze zo efficient mogelijk oppakken. Het proces van vraag en aanbod moeten we goed organiseren. Tenders kosten enorm veel capaciteit die we niet hebben” zegt Olaf Dirkx van advies- en ingenieursbureau Wagemaker.

Meer dan rendement

Een overvloed aan werk en een schaarste aan mensen maakt volgens hem dat de afweging om in te schrijven op een klus niet alleen ligt aan de hoogte van het rendement van een project . “Ook onderwerpen als duurzaamheidsambities, samenwerking met elkaar en werkplezier spelen daar in toenemende mate een rol in. Opdrachtgevers hebben dit aldus Dirkx lang niet altijd voldoende in de gaten. Wanneer opdrachtgevers hiervan op de hoogte zijn, kunnen ze dit nog beter meenemen in de uitvraag.

Dirkx: “Natuurlijk gaan we dit probleem niet in één ochtend oplossen. Maar het is wel belangrijk om hier aandacht aan te besteden en er een terugkerend onderwerp van te maken tijdens volgende bijeenkomsten. We zijn met een werkgroep aan het kijken hoe we dat kunnen doen. De eerste Operatie Backstage op 12 februari is daar een uitkomst van.”

Meedoen?

De aftrap van Operatie Backstage is op 12 februari van 09:00 tot 13:00. Het evenement wordt gehouden bij Bouwend Nederland, Zilverstraat 69 in Zoetermeer. Wil je inzicht krijgen in hoe je aanbestedingen aantrekkelijker maakt? Meld je dan aan voor Operatie Backstage via deze link. Beteken je liever (ook) iets achter de schermen? Stuur dan een mailtje naar Olaf Dirkx via mailadres odi@wagemaker.nl

Rotterdams Ahoy in teken van de ‘InfraTech’

InfraTech is dé ontmoetingsplek voor de infrasector. Natuurlijk staat De Bouwcampus hier ook met een stand. In Rotterdam Ahoy komen van dinsdag 14 tot en met vrijdag 17 januari alle betrokken partijen uit de sector samen om kennis te delen, ideeën uit te wisselen en de nieuwste innovaties te ontdekken. De Bouwcampus verzorgt een sessie over seriematig aanbesteden.

De beursvloer van InfraTech is opgedeeld in drie thema’s die stuk voor stuk een eigen segment binnen de sector vertegenwoordigen: Water & Klimaat, Infra & Openbare Ruimte en Mobiliteit. De stand van De Bouwcampus (P 700) staat op het ‘Infra en Openbare Ruimte’ gedeelte, meteen bij de ingang links. Het inhoudelijk programma, ontwikkeld door partners en gastheren, vindt plaats op de verschillende pleinen op de beursvloer en omvat meer dan 200 sessies gedurende de beursdagen.

Ontdek hoe een seriematige aanpak de infrastructuur vernieuwt
Wil jij weten hoe je met een seriematige aanpak sneller, kostenefficiënter én duurzamer infrastructuurprojecten kunt realiseren? Bezoek dan de stand van De Bouwcampus op InfraTech 2025, we staan er iedere dag gedurende de openingstijden van de beurs.

Leer alles over seriematig aanbesteden en ontdek wat het kan betekenen voor overheden en bedrijven. Laat je inspireren door concrete praktijkvoorbeelden en slimme oplossingen die écht het verschil maken.

Ben je enthousiast om zelf aan de slag te gaan? Bij onze stand vind je alle informatie over de workshops en kennissessies die we in 2025 organiseren.

Kennissessie: Bouwstenen voor seriematig aanbesteden

Op donderdag 16 januari geeft Louisa Engels van Croon-Huith advocaten een korte workshop over de juridische mogelijkheden van seriematig aanbesteden. Daarna neemt Henberto Remmerts, transitiemanager bij De Bouwcampus op het gebied van vervanging en renovatie van infrastructuur het woord. Hij werkt samen met ervaringsdeskundigen en andere belanghebbenden aan de uitdaging: Hoe realiseren we seriematig aanbesteden eenvoudiger en effectiever?

In interactieve sessies worden prangende vragen aangepakt als; Hoe ga je om met incentives? Wat is een slimme aanpak voor risicoverdeling? Hoe houden we de scope flexibel? De inzichten uit deze sessies worden direct vertaald naar praktische documenten en tools die je zelf kunt gebruiken.

De eerste bouwstenen presenteren we tijdens InfraTech 2025. De sessie wordt 16 januari twee keer gehouden. Eén keer van 11:00 uur tot 12:00 uur en één keer van 13:00 tot 14:00. De sessies vinden plaats in dock 4. We werken met vrije inloop. Voor de beurs is wel registratie nodig. Registreren doe je hier.

Meer informatie

Voor meer informatie over InfraTech 2025 bekijk je de website. Vragen over onze aanwezigheid op de beurs? Stuur ze via de mail: info@debouwcampus.nl

Zien we je daar?

ACM biedt helderheid over mededingingsregels

Tijdens een verkennend overleg tussen De Bouwcampus en de Autoriteit Consument en Markt (ACM) is ingegaan op de mededingingsrechtelijke aspecten van seriematig aanbesteden. Aanleiding voor het gesprek waren vragen die tijdens eerdere workshops werden gesteld over mogelijke spanningen tussen de aanbestedingswet en de mededingingswet. Hierbij werd nadrukkelijk gekozen voor een filosofische benadering: geen verzoek om expliciete goedkeuring, maar een dialoog over juridische mogelijkheden.

Een brede delegatie van vertegenwoordigers van onder andere bouwbedrijven, provincies en brancheorganisaties gingen met het ACM in overleg. Tijdens het gesprek gaf de ACM duidelijke inzichten die ‘comfort’ bieden voor seriematig aanbesteden vanuit mededingingsperspectief. Zo zijn verticale afspraken tussen partijen in verschillende posities binnen de leveringsketen (bijvoorbeeld tussen opdrachtgever en leverancier) doorgaans toegestaan. Horizontale afspraken, tussen bedrijven die concurrenten zijn, zijn slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan, bijvoorbeeld als ze bijdragen aan duurzaamheidsdoelen.

Een concreet voorbeeld dat besproken werd, is dat meerdere bouwbedrijven samen een fabriek oprichten voor componenten die zij individueel niet kunnen produceren. Dit is toegestaan, zolang het niet leidt tot exclusieve afspraken die andere leveranciers buitensluiten.

De ACM benadrukte dat langdurige opdrachten, die schaalgrootte en continuïteit stimuleren, niet per definitie een beperking vormen voor concurrentie. Wel waarschuwde zij voor mogelijke risico’s, zoals een verminderde ruimte voor nieuwe toetreders of het ontstaan van een vendor lock-in.

Het gesprek krijgt mogelijk nog een vervolg.

Hoe de woningbouw versnellen

‘Hoe kunnen we de woningbouw echt versnellen?’ Deze vraag stond centraal tijdens de Transitie in de praktijk die wij onlangs in Den Haag op touw hebben gezet. Aan de hand van de projecten Steenzicht van STADEON en Heijmans Vastgoed en Waldorp Four van SUSTAY en Heddes Bouw & Ontwikkeling gingen vertegenwoordigers van de bouwsector, gemeenten en beleidsmakers met elkaar in gesprek om antwoorden op de centrale vraag te formuleren. Bekijk hieronder de reportage van deze nieuwe aflevering van Transitie in de praktijk.

Hubberdepub nieuwe podcastserie

Ontdek de innovatiekracht in Nederland via inspirerende verhalen uit de regio

Met trots lanceren we de nieuwe podcastserie ‘Hubberdepub renovatietalks.’ In deze nieuwe serie staan de innovatiehubs centraal die zich in Nederland inzetten voor duurzame en toekomstbestendige renovaties. De innovatiehubs die in de podcastserie een podium krijgen zijn Pioneering, BouwLab R&Do, Spark, BuildinG, The Green Village, C-Creators en het Utrechts Renovatie Centrum. Zij vertellen op een toegankelijke wijze over hun projecten en de impact die zij in de regio realiseren.

In ‘Hubberdepub renovatietalks’ krijgen luisteraars een unieke inkijk in de wereld van innovatiehubs die een sleutelrol spelen in het stimuleren van vernieuwende oplossingen voor renovatieopgave in de regio. Elke aflevering biedt de hubs een podium om hun expertise en ervaringen te delen, met als doel een breed publiek te inspireren en meer bekendheid te geven aan hun belangrijke werk.

De podcastserie ‘Hubberdepub’ is een initiatief van De Bouwcampus. Rob Konings, transitiemanager bij De Bouwcampus, licht toe: “We hebben innovatie nodig om de grote uitdagingen als het gaat om duurzaam renoveren het hoofd te bieden. Het gaat niet alleen om techniek, maar juist ook om het verbinden van mensen en partijen. Deze hubs spelen daarin een cruciale rol, en ze verdienen het om in de schijnwerpers te staan. Met deze podcast geven we innovatiehubs een podium zodat meer mensen kennis kunnen nemen van het werk dat zij verrichten en de impact die zij maken.”

Volgens Konings laat de serie zien dat elke hub zijn eigen expertise in huis heeft. “Ze organiseren dat samen met hun partners heel regionaal. Maar wat in de ene regio is bedacht kan ook in een andere regio van nut zijn. Dus het is ook interessant om te horen hoe de renovatiehubs met elkaar samenwerken.”

De podcastserie ‘Hubberdepub’ is nu te beluisteren via Spotify, Audio.com en hier

De weg naar verandering bewandel je niet alleen

In een wereld waar tijd en menskracht schaars zijn, zien we bij veel organisaties minder tijd en ruimte om mee te denken over strategische vraagstukken. Dat is niet goed. Want juist nu is het essentieel om af en toe een stap terug te doen en na te denken over de toekomst.

Ik noem het wel eens ‘lummeltijd’. Gewoon even een moment kiezen waarin je met een frisse blik naar innovaties kijkt en reflecteert op wat deze kunnen betekenen. Dit is namelijk de ruimte waarin nieuwe ideeën ontstaan en waarin we kunnen bouwen aan andere systemen.

De weg naar verandering bewandel je echter niet alleen; samenwerking is cruciaal. Om in transities mee te gaan is ook een ander type leiderschap nodig. Dit laatste ontdekte ik onlangs tijdens een bijeenkomst van het jubilerende Twijnstra Gudde. Je moet onder andere moed hebben, maar ook empathie en een innerlijk kompas. Naast transitiekennis vergt goed leiderschap ook reflexief vermogen, bewustzijn van je rol en je moet kunnen verbinden.

Dat laatste doen we als De Bouwcampus bijvoorbeeld met de Transities in de praktijk. Bestuurders, marktpartijen en direct betrokkenen maken tijd vrij om elkaar te ontmoeten en aan de hand van een transitievoorbeeld met elkaar van gedachten te wisselen.

Ook evenementen zoals de aankomende Woontop, die door minister Mona Keijzer op 11 december op touw wordt gezet, laten zien hoe belangrijk het is om gezamenlijk denkkracht te bundelen. Op zulke momenten wordt collectief tijd gemaakt om na te denken over de grote uitdagingen die voor ons liggen en om richting te bepalen. En dat is heel belangrijk en moet zeker niet worden onderschat. Want alleen door samen te werken en elkaar de ruimte te geven voor reflectie kunnen we goede oplossingen bedenken. Oplossingen die broodnodig zijn om de enorme opgaves waar we voor staan op een goede manier het hoofd te bieden.

Nynke Sijtsma, Directeur De Bouwcampus

Joost Merema over de grootste seriematige aanbesteding van Nederland

Joost Merema (PRO6 Managers) werkt in opdracht van Instituut Mijnbouwschade als programmamanager Duurzaam Herstel. Het programma richt zich op het structureel en duurzaam herstellen van woningen in het Groningse aardbevingsgebied. Het hele programma is erop gericht om woningen seriematig en grootschalig aan te pakken in samenwerking met twee vaste aannemers. “Deze mate van samenwerken is nu nog vrij uniek, maar ik hoop dat dit in de toekomst de standaard wordt”, aldus Merema. Op de TransitieMotor van 27 november is hij één van de sprekers.

Merema werd op de openstaande vacature gewezen met de woorden. ‘Joost, dit is echt iets voor jou.’  “Dat de samenwerking zo’n dominante rol speelt in deze pilot sprak me meteen aan,” zegt hij er zelf over. Binnen de pilot zijn er vier partners; Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), de bouwers Van Wijnen en Plegt-Vos en het bouwmanagementbureau Vanberkel Professionals. “Woensdag vind ik de leukste dag van de week. Want dan zijn we met alle vier de partners samen in Groningen en starten we gezamenlijk de dag. We delen dan met het gehele programmateam de belangrijkste successen en ontwikkelingen. Het contact is daardoor laagdrempelig. Het fijne is dat iedereen hier zit met een gemeenschappelijk doel, namelijk het helpen van de bewoners.”

Inmiddels is er met het Duurzaam Herstel programma een begin gemaakt. Zo staan de eerste huizen in de steigers en de processen zijn al een eerste keer geoptimaliseerd. “Het proceshandboek dat aan het begin door IMG is opgesteld, hebben we afgelopen periode verbeterd,” vertelt Merema enthousiast. “Die verbeteringen komen echt vanaf de werkvloer; het maakt de implementatie van nieuwe werkwijzen een stuk makkelijker. Wat ik hier heb geleerd, is dat theoretische plannen en processen alleen werken als ze de werkvloer dienen, niet andersom.”

Wat hij bijzonder vindt aan het programma Duurzaam Herstel is dat de doelstellingen minder gericht zijn op geld. “We meten het succes van dit project aan de hand van de tevredenheid van bewoners. Natuurlijk houden we de kosten bij die we kwijt zijn aan materialen en uren, maar het voert niet de boventoon. Desondanks merken we wel dat we steeds efficiënter gaan werken waardoor de kosten geleidelijk omlaag gaan.”

Merema vindt het belangrijk om te benadrukken dat geld, menskracht en materiaal tot zijn recht komt. “Als je een bouwer vraagt een gebouw te versterken kiest het team toch nog vaak een te zware (en dus kostbare) maatregel. We zijn ook opgevoed om met veiligheidsfactoren te werken: ‘wat als…’. Maar als we nog eens goed naar zo’n project kijken, zien we dat lichtere en minder kostbare maatregelen ook de herhaalschade behoorlijk voorkomen. Daardoor kan er meer worden gedaan met dezelfde investering. Dat laatste is iets wat we met dit programma willen bewerkstelligen. Meer doen voor hetzelfde geld, en met zo’n beperkt mogelijk overlast voor de bewoner.” aldus Merema.

Meer weten over dit bijzondere project? Joost Merema en zijn collega’s vertellen er alles over tijdens de TransitieMotor op 27 november. Een digitale bijeenkomst waarin jullie vragen beantwoord worden. De bijeenkomst kan gevolgd worden via Microsoft Teams van 12:00 tot 13:00. Schrijf je hier in.

Succesvolle Damwandendag krijgt zeker vervolg

Succesvol, erg nuttig tot dit moet zeker een vervolg krijgen.  Enkele reacties van de zeventig deelnemers die de Damwandendag hebben bezocht. Daarmee kan deze eerste editie die dinsdag 12 november bij de MetaalUnie in Nieuwegein is gehouden als zeer succesvol worden bestempeld. “Wat vooral bijzonder was”, blikt Harald Versteeg, transitiemanager van De Bouwcampus op de dag terug, “is dat de hele keten aanwezig was. We gaan er zeker een vervolg aan geven.”

Het was Harald Versteeg die na de openingswoorden van Leo Oosterveen (Metaalunie), Suzan Vos (Rijkswaterstaat) en Hein van Laar (Vereniging van Waterbouwers) de aanwezigen op scherp zette. “We hebben ongeveer 5000 kilometer aan vaarwegen in Nederland, En het kost tussen de twaalf tot twintig weken om een kilometer damwand te vervangen.” Voor Versteeg een manier om de urgentie aan te geven om op een andere manier naar het vervangen van damwanden te kijken. Zijn boodschap kwam aan. “De feitjes die Harald Versteeg aan het begin van de dag oplepelde was ook voor mij nog echt een eyeopener,” zegt Edwin Lokkerbol, oud-directeur van de Vereniging van Waterbouwers.

Behalve luisteren gingen de deelnemers ook met elkaar aan de slag. Zo brachten zij bijvoorbeeld gezamenlijk trends en ontwikkelingen in kaart. Paul Stuurwold (Witteveen+Bos): “Het valt op dat in de hele keten hetzelfde speelt. Maar ook dat, afhankelijk van de stakeholdergroep, de visie op deze ontwikkelingen ook anders is. Daar moeten we over blijven praten.” Lokkerbol soms een aantal van deze trends en ontwikkelingen op: Dingen als circulariteit, minder staalgebruik, en een tekort aan goede mensen zijn onderwerpen waarvan ik wil weten hoe andere mensen daarover denken”.

Na het in beeld brengen van de trends en ontwikkelingen zijn de deelnemers in groepjes opgedeeld. Zij schreven op waar zij trots op zijn en waar ze spijt van hebben. Iedereen bleek trots te zijn op de wil om te veranderen, het beter te doen. Enkele groepjes gaven aan dat ze er spijt van hebben dat sommige damwanden te vroeg worden vervangen, terwijl uit metingen blijkt dat deze nog wel wat langer mee konden. Een anonieme deelnemer gaf aan geen spijt te hebben “Want we moeten vooruitkijken naar de toekomst en het beter doen. Terugkijken naar het verleden heeft geen zin”.

Vervolg

Tijdens de borrel achteraf zijn er een aantal werkgroepjes ontstaan. Deelnemers gaan, met ondersteuning van de Bouwcampus verder werken aan concrete onderwerpen als; samen leren en innoveren, hoogwaardig hergebruik, en damwand inspectie/monitoring. Daaruit blijkt dat de wil er is om door te pakken. Ook geven de deelnemers aan behoefte te hebben aan nog een sessie als deze. Want één sessie is volgens hen te weinig om al concreet aan de slag te kunnen. De Bouwcampus gaat, samen met enkele deelnemers in gesprek om te kijken hoe zij gezamenlijk aan deze behoefte kunnen voldoen.

Seriematig aanbesteden: Hoe doe je dat?

Henberto Remmerts, transitiemanager bij De Bouwcampus op het gebied van vervanging en renovatie infrastructuur, buigt zich samen met ervaringsdeskundigen en andere belanghebbenden over hoe seriematig aanbesteden makkelijker realiseerbaar is. Remmerts: “We geven antwoord op vragen als; Hoe gaan we om met incentives, risicoverdeling of een flexibele scope? Dit zijn de bouwstenen.” Wil je meedenken? Heel graag!

In eerdere werkgroepen met vertegenwoordigers van overheid en markt, is gekeken naar wat er anders moet om de V&R opgave te realiseren, rekening houdend met  kosten, schaarste van menskracht en allerlei beleidswensen zoals duurzaamheid. “Tijdens de werkgroepen kwam seriematig aanbesteden naar voren  als belangrijk hulpmiddel. Het bevordert innovatie, vergroot het lerend vermogen binnen (contractuele) samenwerkingen en bespaart menskracht. Dat leidt ertoe dat er schoner, efficiënter en duurzamer gewerkt kan worden.”, vertelt Remmerts enthousiast. “Maar bovenal gaat het om verhoging van de productiviteit.”

Maar hoe doe je dat dan? Daarvoor wordt gewerkt aan de bouwstenen voor seriematig aanbesteden. “We geven antwoord op vragen als; Hoe gaan we om met gunningscriteria, incentives, risicoverdeling of een flexibele scope? Hoe zo’n bouwsteen er precies uitziet, ligt aan het onderwerp waar de bouwsteen over gaat, soms is dat een kant en klare contracttekst, een andere keer een adviesrapport of een uitgewerkte casestudie. We werken aan betrouwbare handvatten voor mensen die aan de slag willen met seriematige aanbestedingen. De bouwstenen worden gemaakt door mensen die midden in de praktijk staan; Adviseurs, juristen, contractmanagers, bouwers, inkopers, etc. Ze komen hier samen aan tafel. Daardoor worden alle kanten belicht.”

Er wordt de komende maanden gewerkt aan een eerste serie bouwstenen, waarna de volgende worden opgepakt.

CroonHuith advocaten heeft een whitepaper geschreven over de juridische (on)mogelijkheden van seriematig aanbesteden. Daaruit blijkt dat seriematig aanbesteden in ieder geval juridisch mogelijk is. “Nu moeten we het alleen nog gaan doen,” besluit Remmerts, “om de vervangings- en renovatieopgave het hoofd te bieden is dat hard nodig.” De whitepaper is hier te downloaden.

Op de Infratech beurs in 2025 presenteert Remmerts de eerste bouwstenen. Wil je helpen om de toekomst van seriematig aanbesteden vorm te geven door je kennis in te brengen  en daarnaast je netwerk te verbreden? Stuur dan een mail naar henberto.remmerts@debouwcampus.nl voor meer informatie.

‘Meedoen met De Bouwcampus is niet vrijblijvend’

Josja van der Veer, sinds kort bestuurslid van De Bouwcampus en directeur Ruimte en Duurzaamheid bij de gemeente Amsterdam, is onder de indruk van het brede en actieve netwerk van De Bouwcampus. “De Bouwcampus heeft een groot en zeer actief netwerk met een sterke focus op innovatie. Het is bovendien een platform waar partijen echt in staat zijn om concrete veranderingen en resultaten neer te zetten. Dat maakt het bijzonder”, zegt Van der Veer.

Wat zij vooral waardeert aan De Bouwcampus, is de aanpak die de volle breedte van het fysieke domein bestrijkt. “Veel netwerken richten zich op één aspect, zoals infrastructuur, water of energie. Maar bij De Bouwcampus komt het hele fysieke investeringsdomein aan bod. En de samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen, bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld speelt een cruciale rol.” Na een korte stilte voegt zij er aan toe dat er bij de partners ook commitment is om met elkaar echt resultaten te behalen. “Als je bij De Bouwcampus betrokken bent is dat niet vrijblijvend. Dan wil je impact maken.”

Hoe zie jij je rol als bestuurslid? “Die vind ik ook niet vrijblijvend. Ik zie het dan ook niet als een toezichtfunctie op afstand. Ik wil écht meedoen. Ik heb ook een groot netwerk dat ik kan inzetten. Amsterdam is een stad met een grote organisatie met veel disciplines en specialismen. Dus noem een onderwerp en wij hebben mensen die zich daarmee bezighouden. Ik kan die expertise aan tafel brengen. Omgekeerd kan de expertise van De Bouwcampus ook bijdragen aan het bouwen aan de duurzame toekomst van Amsterdam.”

Josja van der Veer heeft in de sector op tal van plekken haar voetafdrukken staan. Op de vraag of de sector al stappen maakt als het gaat om transitie naar een andere en meer duurzame manier van werken en bouwen, klinkt een volmondig ja. “Je ziet bij veel bedrijven een duidelijke en sterke intrinsieke motivatie om bij te dragen aan een duurzame toekomst. Er is een groeiend besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid, wat deze inzet verder versterkt. Dit wordt ook gestimuleerd door regelgeving, zoals die rondom het Klimaatakkoord en duurzaamheidsnormen, waardoor duurzaamheid steeds meer verweven raakt in de kern van deze organisaties.”
Daarnaast speelt volgens haar het behoud van de “license to operate” een cruciale rol. “Met andere woorden”, verduidelijkt ze, “als je niet duurzaam werkt, riskeer je je positie in de markt. Organisaties moeten mee in deze ontwikkeling; het is geen optie om achter te blijven.”

Hoewel dit in haar ogen deels wordt gedreven door externe druk en regelgeving, is de interne motivatie om bij te dragen aan een betere toekomst vaak net zo sterk. “Deze combinatie van verplichting en overtuiging zorgt ervoor dat duurzaamheid stevig verankerd wordt in de strategieën en activiteiten van deze partijen.”

Niemandsland

Tegelijkertijd ziet ook zij, dat er tussen de koplopers en zeg maar het peloton, nog een flink stuk niemandsland ligt. “Het is aan ons om te proberen dat gat te verkleinen. In nieuwbouwprojecten, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam waar we grond in erfpacht uitgeven, biedt het tenderproces veel mogelijkheden om duurzaamheid te bevorderen. Hierin kun je criteria opnemen voor natuurinclusief bouwen, het gebruik van duurzame materialen en klimaatadaptieve oplossingen. Partijen kunnen daarbij extra punten verdienen door op deze thema’s hoog te scoren. Daarmee motiveren wij hen om ambitieuze keuzes te maken.
Maar,” voegt ze er in één adem aan toe, “we hebben ook te maken met transformatiegebieden. Hier ligt de situatie vaak ingewikkelder. Soms is er een investeerder betrokken, die weinig binding heeft met het gebied. Zij hebben de focus dan meer op de het directe financieel rendement dan op de vraag wat hun vastgoed- of gebiedsontwikkeling kan bijdragen aan de stad en haar inwoners. In zulke gevallen is het lastiger om duurzame ambities af te dwingen. Je hebt minder sturingsmogelijkhedenen en zal daarom sterker moeten leunen op normering en regelgeving om duurzame ontwikkelingen toch te kunnen waarborgen.”

Regelgeving

Van der Veer benadrukt dat De Bouwcampus een rol speelt in het identificeren van belemmeringen in regelgeving en omstandigheden die transities kunnen versnellen. “Hoewel De Bouwcampus zelf niet lobbyt, kunnen we wel lobbythema’s identificeren. Organisaties zoals NEPROM, IVBN, Bouwend Nederland of de G5 en G40 kunnen hiermee aan de slag. Het gaat erom de barrières in kaart te brengen en samen aan oplossingen te werken.”
Met haar brede ervaring en sterke netwerk wil Josja van der Veer bijdragen aan de ambitie van De Bouwcampus: samen bouwen aan duurzame en toekomstbestendige oplossingen die het verschil maken. “We doen expertise op door in de praktijk te oefenen en daarmee transities te versnellen. Dat is waar ik mij met volle overtuiging voor inzet.”

‘Aanbestedingsregels geen belemmering voor seriematig aanbesteden’

Kamerleden laten zich informeren

ProRail en Rijkswaterstaat zeggen dat aanbestedingsregels het lastig maken om infrastructuur efficiënt te onderhouden. Ze zien langdurige contracten en seriematige opdrachten als oplossing, maar er is toch nog de nodige angst om er vol op in te zetten. Volgens Theo Winter bestuurslid van De Bouwcampus en COO bij Dura Vermeer is het belangrijk dat partijen meer gaan samenwerken.

Het aanbesteden van infrastructuurprojecten stond afgelopen week centraal tijdens een rondetafelgesprek van de vaste Tweede Kamercommissie voor Infrastructuur & Waterstaat. Onder leiding van Tweede Kamerlid Peter de Groot ging de commissie in gesprek met directies van bouwbedrijven en beheerders. De Nederlandse infrastructuur veroudert snel, en beheerders kampen met tekorten. Rijkswaterstaat en ProRail willen het onderhoud versnellen en efficiënter maken. Aanwezigen, zoals Hans Dussel (Rijkswaterstaat) en John Voppen (ProRail), beamen de urgentie, maar men verschilt van mening over de aanpak.

ProRail en Rijkswaterstaat wijzen op belemmeringen door aanbestedingsregels. Serieopdrachten of langdurige contracten zouden de efficiëntie verhogen, volgens experts zijn die al mogelijk binnen de huidige regels. Toch heerst er voorzichtigheid; sommige opdrachtgevers zien serie-aanbesteding als risicovol, uit angst om regels te overtreden. Dit leidt tot een “angstcultuur” waarin men risico’s mijdt, aldus hoogleraar Fredo Schotanus.

Verkennen
Maar niet overal. Zo werken in Noord-Holland provincie en gemeenten samen om seriematig aanbesteden te verkennen. De regio wil beginnen met data verzamelen en ‘families’ vormen van dezelfde type kunstwerken. Daaruit kunnen bijvoorbeeld standaard monitoringsmethodes rollen en gestandaardiseerde bouwonderdelen. Vervolgens is het de bedoeling dat het werk in groepen wordt aanbesteed. Theo Winter COO bij Dura Vermeer en tevens bestuurslid van De Bouwcampus denkt dat de bereidheid tot samenwerking hier cruciaal is. Hij bracht vier punten naar voren. “Stel duidelijke en maatschappelijk relevante lange termijn doelen en creëer urgentie. Programmeer gezamenlijk portfolio’s van gelijksoortige objecten en budgetteer zo ook. Voer samen uit en erken de onzekerheden behorende bij Vervanging en Renovatie. En tenslotte, neem de politieke verantwoording voor het snel(ler) tot stand komen van de eerste drie punten.” Arno Visser, voorzitter van Bouwend Nederland, benadrukt dat opdrachtgevers en bouwers meer moeten leren van elkaar om vooruitgang te boeken.

Rob Konijn van aannemersbedrijf Germieco maakt zich op zijn beurt zorgen over de gevolgen voor mkb-bedrijven. Meer serieopdrachten betekent in zijn ogen mogelijk dat kleinere bedrijven vaker als onderaannemer werken, in plaats van als hoofdaannemer. Bart Smolders van Heijmans erkent deze zorg, maar wijst op de noodzaak tot efficiënter werken om achterstallig onderhoud en verkeersopstoppingen te voorkomen, ook als dit de markt verandert.

Whitepaper
Dat de aanbestedingsregels een seriematige aanpak helemaal niet in de weg staan heeft het onderzoek van Croon/Huith advocaten laten zien. In opdracht van De Bouwcampus zijn de aanbestedingsregels tegen het licht gehouden. Mr. Louisa Engels schreef hier een whitepaper over waarmee ze het idee wegneemt dat het aanbestedingsrecht een complicerende factor is om de V&R-opgave efficiënter aan te pakken. “Je moet alleen wel vanaf het begin goed voor ogen hebben waarom je meerdere kunstwerken in één uitvraag wil samenvoegen.”

De whitepaper nog niet gezien? Lees hem hier:

Klik hier om het rondetafelgesprek terug te kijken

Klik hier voor alle stukken.

De Bouwcampus ondertekent manifest

De Bouwcampus heeft het Manifest ‘De meeste woningen staan er al’ mede-ondertekend. Samen met een coalitie van honderd maatschappelijke organisaties en bedrijven, willen we dat het kabinet meer doet om het verbouwen en renoveren van gebouwen tot woningen makkelijker te maken.

Initiatiefnemers van het manifest zijn het Nationaal Renovatie Platform (NRP) en milieuorganisatie Natuur & Milieu. ‘De meeste gebouwen staan er al’, schrijven zij in hun manifest, ‘maar kampen met een tekort aan bewoners. Door verbouwen aan te moedigen en makkelijker te maken, kun je voor veel meer mensen woonruimte creëren.’ Het manifest is vorige week gelanceerd op het jaarcongres van het NRP.

Concreet hebben de organisaties het over het splitsen van woningen of het toevoegen van een etage op een bestaand appartementencomplex, en over het veranderen van de functie van een gebouw. De opstellers richten zich met het manifers tot minister Mona Keijzer van Volkshuisves0ng en Ruimtelijke Ordening.

Eenzijdige focus
Het benutten van de huidige woningvoorraad biedt enorme kansen om sneller en duurzamer nieuwe woonruimte te creëren, zonder extra druk te leggen op schaarse grondstoffen en ruimte, schrijven de organisaties. Daarom, benadrukken zij, is het belangrijk dat de politiek met toekomstbestendig verbouwbeleid komt voor het beter benutten van gebouwen en huizen. Het manifest pleit voor duidelijke doelen: tegen 2030 moet 30 procent van de nieuwe woningen uit verbouw komen, een verdubbeling van het huidige aandeel.

Boodschap
Elisabeth Boersma, directeur NRP: “Het is geweldig dat de urgentie voor het beter benutten van de gebouwde omgeving vanuit zo’n brede coalitie wordt gevoeld en onderschreven. We geven Den Haag een krachtige boodschap mee: binnen de bestaande gebouwenvoorraad zijn minstens een half miljoen woningen te vinden. Daarmee geven we een belangrijke impuls aan bestaande wijken en gebieden, maar ook aan circulaire nieuwbouw. Het s0muleert bovendien de innovatiekracht in de bouw: met het oog op circulair materiaalgebruik, het vormen van nieuwe samenwerkingsverbanden en het verenigen van het sociale en ruimtelijke domein.”
Marjolein Demmers, directeur Natuur & Milieu: “Iedereen heeft recht op een fijn huis in een leefbare omgeving. Toch is het steeds moeilijker om ruimte te vinden in ons land voor het groeiende aantal huishoudens. Daarom moedigen wij het kabinet van harte aan om veel beter te gaan kijken naar de mogelijkheden van verbouwen. Dat levert snel fijne woningen op, op een plek waar al veel voorzieningen zijn. Het scheelt bovendien veel grondstoffen en CO2-uitstoot in vergelijking met nieuwbouw.”

Obstakels
De organisa0es vragen minister Keijzer om een aantal concrete zaken op te pakken, waaronder:

  • Ontwikkel een duidelijk verbouwbeleid: zorg voor een toekomstgerichte strategie voor het verbouwen van bestaande gebouwen tot woningen.
  • Maak woningensplitsing makkelijker en financieel aantrekkelijker: vereenvoudig de regels voor het splitsen van woningen en zorg dat gemeentes dit actief ondersteunen zodat er snel meer nieuwe woningen ontstaan.
  • Maak afspraken met provincies: per provincie concrete afspraken over het realiseren van nieuwe woningen door verbouw.
  • Bevorder samenwerking voor nieuwe woonconcepten: breng overheid, woningcorpora0es en bedrijven samen om innova0eve woonzorgconcepten en herbestemming van lege panden te ontwikkelen.

Brede coalitie
Het manifest is behalve door De Bouwcampus ondertekend door zo’n 100 organisaties, vanuit verschillende sectoren, zoals Dura Vermeer Heyma, ERA Contour, Federatie Ruimtelijke Kwaliteit, Kunsten ’92, Natuurmonumenten, Provincie Gelderland, VNO-NCW Midden Brabant en Woonfriesland.

Foto: Abel Ponger

Onderweg naar de eerste Damwandendag!

Welke grote kansen en uitdagingen liggen er om damwanden duurzamer, sneller en efficiënter te kunnen vervangen. Deze vraag staat centraal tijdens de eerste Damwandendag die op dinsdag 12 november wordt gehouden. De locatie bij Metaalunie in Nieuwegein is geregeld, het programma is samengesteld en de organisatoren hebben er zin in. Hein van Laar (Vereniging van Waterbouwers) Leo Oosterveen (Koninklijke metaalunie) en Loek van der Lof (Rijkwaterstaat) blikken vast vooruit: “Er staat echt iets te gebeuren.”

Volgens Van der Lof is samenwerken dé de sleutel om damwanden duurzamer, sneller en efficiënter te kunnen vervangen. “Na deze dag hoop ik dat we goed scherp hebben wat de mogelijkheden zijn.”  Van Laar (Vereniging van Waterbouwers) sluit zich hierbij aan. “Maar één dag is niet genoeg. Dit is het startpunt van een reeks bijeenkomsten waarin we samen gaan  bepalen wat er nodig is om een seriematige aanpak mogelijk te maken. Meerdere damwanden in één keer aanpakken, omdat er dan zowel kennis als financiële middelen beschikbaar zijn. Innovatie doe je niet zo snel voor een enkel project, maar wel voor meerdere tegelijk want dan levert het écht iets op.” Hij denkt dat er een community nodig is waarin zowel successen als mislukkingen gedeeld worden. “Een community waarin de hele keten vertegenwoordigd is, zodat we van elkaar kunnen leren wat wel en niet werkt. Die terugkoppeling is cruciaal.” Daarvoor is het in zijn ogen noodzakelijk dat iedereen uit zijn of haar rol stapt. “We moeten écht samenwerken, de belangen van de hele keten behartigen en deze opgave succesvol het hoofd bieden.”

Trends en ontwikkelingen

Het drietal ziet een aantal trends en ontwikkelingen waarover deze dag gesproken kan worden. Zoals bijvoorbeeld het hergebruik van damwanden. Als voorbeeld geven ze het Twentekanaal. Hier zijn damwanden weggehaald en voor kleinere vaarwegen in Noord-Holland hergebruikt. “Dat vind ik een inspirerend project waar we zeker een voorbeeld aan kunnen nemen,” aldus Van der Lof. Oosterveen geeft daarnaast aan: “Meten is weten, dat klinkt misschien afgezaagd, maar het is de waarheid. Ik ben heel benieuwd naar de methodes die nu worden gebruikt om te meten of damwanden nog aan de standaard voldoen. Maar als er nieuwe technieken in ontwikkeling zijn, wil ik dat óók weten.” Van Laar sluit zich hierbij aan. Kortom, er valt dus genoeg te bespreken op de Damwandendag.

Oosterveen roept dan ook iedereen op zich vooral in te schrijven. Hij voelt dat deze dag vervolg gaat krijgen in de vorm van een werkgroep en heeft het idee dat het voor doorbraken kan zorgen. “We hebben ook al succesvolle werkgroepen gehad voor bruggen, gemalen en sluizen. Er is uit deze werkgroepen onder andere een whitepaper ontstaan over de juridische (on)mogelijkheden van seriematig aanbesteden. Het was niet duidelijk wat er juridisch gezien nou wel en niet mag op gebied van seriematig aanbesteden. Dit bleek voor de hele infrastructuur sector een enorme belemmering te zijn. Nu blijkt dat het mogelijk is worden er daadwerkelijk stappen gezet in het seriematig aanbesteden.” Hij is er dan ook van overtuigd dat deze eerste damwandensessie en het vervolg daarop voor verandering gaan zorgen. “Er staat iets te gebeuren. Als je deel wilt uitmaken van de transitie naar het duurzaam vervangen en renoveren van damwanden, dan moet je hier echt bij zijn.”

Net zo enthousiast, nieuwsgierig en vooruitdenkend als deze drie mannen? Meld je aan voor de Damwandendag en draag bij aan de transitie naar het duurzamer, efficiënter vervangen en renoveren van damwanden.

De val van marginale verbeteringen

In het streven naar innovatie richten we ons vaak op het verbeteren van bestaande systemen. Een zuinigere dieselmotor is een goed voorbeeld. Natuurlijk, het is wellicht nuttig voor de korte termijn, maar over een paar jaar rijden we echt niet meer op diesel. Met dit soort innovaties blijven we hangen in het optimaliseren van wat we al hebben, zonder echt vooruit te kijken.

Het huidige kabinetsbeleid lijkt zich, om de woningcrisis te bestrijden, vooral te richten op het bouwen van nu en morgen klaar. Maar als we dan morgen terugkijken, willen we dan alleen maar H&M’s en Primark’s zien? Het probleem is dat veel innovaties zich alleen richten op snelheid, zonder rekening te houden met de langetermijneffecten. We moeten nadenken over wat we creëren en ervoor zorgen dat het niet slechts een oplossing voor de komende paar jaar is, maar voor decennia, en het liefst zelfs langer.
Neem bijvoorbeeld een metselrobot. Op het eerste gezicht lijkt dat een slimme innovatie – de metselaar wordt ontlast en het werk gaat ongetwijfeld sneller. Maar tegelijkertijd blijven we daarmee dus wel hangen in het traditionele bouwproces. Misschien moeten we niet proberen de bouwplaats te verbeteren, maar alleen nog nadenken over volledig nieuwe bouwmethodes, zoals prefab in de fabriek. Innovatie betekent niet alleen het opfrissen van oude systemen met nieuwe technologieën. De echte kracht ligt in het herdenken van het hele systeem.

Daarom is het tijd om met een meervoudig perspectief naar innovatie te kijken. We moeten ons richten op langetermijnoplossingen die verder gaan dan het huidige systeem. Als je bezig bent met een innovatie, vraag jezelf dan af: helpt dit ons naar een nieuw systeem? Of is het slechts een tijdelijke verbetering? Quick wins zijn natuurlijk prima, maar als het ons niet structureel verder helpt, is het verspilde energie. De toekomst vraagt nu eenmaal om een andere aanpak. En voor de goede orde, die toekomst is vandaag al begonnen.
Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus

Draag bij aan klimaatneutrale en circulaire GWW-sector

Voor iedereen die zich wil inzetten voor een klimaatneutrale en circulaire grond-, weg- en waterbouwsector (GWW), komt er medio volgend jaar een bijzondere kans. De publicatie van opschalingsregelingen, bestaande uit zes SBIR’s en IP’s, als onderdeel van de Nationale Aanpak Biobased Bouwen, staat dan op het programma. Op 21 november kan jij je over de eerste resultaten buigen.

Met alle benodigde ingrediënten – capaciteit, kennis en middelen – wordt het eenvoudiger om drempels te overwinnen en daadwerkelijk de stap te maken van beleid naar praktijk, met als doel het opschalen van duurzame oplossingen.

De afgelopen maanden is er intensief gewerkt binnen leeromgevingen, waarin zo’n 50 bedrijven uit de gehele keten vertegenwoordigd waren. Samen hebben zij gewerkt aan de inrichting van deze regelingen, die ondernemers en opdrachtgevers straks de kans bieden om mee te doen.

Consultatie op 21 november

Op 21 november worden de resultaten van deze inspanningen gepresenteerd en beschikbaar gesteld voor consultatie. Dit biedt een uitgelezen kans voor ondernemers en opdrachtgevers om betrokken te raken.

Waarom deelnemen?

  • Laat je informeren over de resultaten van de leeromgevingen.
    • Krijg gedetailleerde informatie over de IP- en SBIR-regelingen.
    • Deel je mening en ervaringen tijdens de consultatiesessies.
    • Netwerk met professionals en belanghebbenden uit de sector.

We hopen je te mogen verwelkomen en kijken uit naar uw waardevolle bijdrage aan deze belangrijke discussie.

Aanmelden
Meld je snel aan en nodig je netwerk uit (door bijgevoegde Save the Date te delen). Er is ruimte voor ca. 90 deelnemers.
Aanmelden kan via hier

Details
Datum: Donderdag 21 november 2024
Tijd: 12.00 – 17.30 uur
Locatie: Terrein van de Universiteit van Wageningen, Omnia gebouw.

Funderingsproblematiek, een onzichtbaar maar serieus probleem

Bij onderhoud aan huizen denk je als eerste aan gevelrenovatie, dak-onderhoud, nieuwe kozijnen of betere isolatie. Er zijn maar weinig mensen die het hebben over de dieper gelegen problemen, letterlijk. “In Nederland hebben we ongeveer 500.000 huizen waarbij in de nabije toekomst iets aan de fundering gedaan moet worden. Eerder acteren zodat woningen niet verloren gaan is noodzakelijk”, zegt Atto Harsta, Transitiemanager Verduurzaming Gebouwen & Omgeving bij De Bouwcampus. Daarom begint De Bouwcampus in 2025 met een nieuw traject funderingsherstel. Harsta vertelt over de opgave die voor ons ligt en blikt terug op wat er al gedaan is.

De urgentie wordt nog niet altijd gevoeld, de fundering is immers minder zichtbaar dan de vele andere problemen die er zijn. Dus worden plannen voor de fundering uitgesteld. Harsta: “Zo wordt de fundering ondertussen steeds slechter, als we niet oppassen wordt deze uiteindelijk onherstelbaar en moet de boel afgebroken en opnieuw gebouwd worden. Dat is niet alleen onwenselijk vanwege de zware milieu-impact die dit heeft maar ook omdat woningen bewoonbaar moeten blijven vanwege de woningnood.”

Funderingsherstel is kostbaar; langdurige voorbereidingsprocessen, slechte bereikbaarheid en een enkelvoudige projectmatige benadering zijn daar onder andere debet aan. Om de kosten naar beneden te krijgen zijn proces- en productinnovaties nodig. “Deze innovaties vragen meer continuïteit en voorspelbaarheid van de werkzaamheden.” Een mogelijkheid om dit te kunnen garanderen is seriematig aanbesteden van funderingsherstel-werkzaamheden.

“Sommige woningcorporaties zijn al bezig met funderingsherstel en pakken jaarlijks 40 tot 50 woningen aan. Maar dat staat op zichzelf. Er is een nationale aanpak met meer samenwerking nodig”. Het gespikkelde bezit bemoeilijkt in de praktijk de voorgestelde opschaling . ”Bijvoorbeeld een appartementencomplex van zes woningen, waarvan er twee in het bezit zijn van particulieren”.

Traject funderingsherstel

In 2022 begon De Bouwcampus onder leiding van Harsta een traject funderingsherstel. Doel van dit traject was vooral om er achter te komen wat woningcorporaties nodig hebben om samen dat funderingsherstel op te pakken. “Het delen van kennis met elkaar was één van de behoeftes”, zegt Harsta. Dit is binnen dit traject gedaan door kennissessies met elkaar te houden. De focus lag onder meer op de combinatie van maatregelen voor fundatieherstel en verduurzaming. Die kennis is gebundeld in een handboek en samen met het RVO uitgebracht.

Tijdens het traject is er een Community of Practice opgericht in Amsterdam “Zij hebben samen een innovatiechallenge houten funderingen georganiseerd. De uitkomsten kun je vinden op www.challengehoutenfunderingen.nl.”

Ook branchevereniging Aedes ziet inmiddels de noodzaak om te komen tot een nationale aanpak. De funderingsproblematiek bij corporaties is extra complex omdat het kostbare herstel niet leidt tot extra inkomsten en in veel gevallen nog niet is begroot (in de MJOP’s). Gecombineerd met alle andere uitdagingen vraagt dit om een meer industriële seriematige aanpak waar woningbouwcorporaties prima in kunnen gaan samenwerken. “Er ligt nog een aantal onbenutte koppelkansen. Bijvoorbeeld wanneer de fundering wordt aangepakt deze zwaarder te maken zodat er op het dak woningen gerealiseerd kunnen worden. Dat levert een betere businesscase op dan alleen de fundering of de verduurzaming op zich aan te pakken,” besluit Harsta.

Hoe nu verder?

Het probleem is te groot voor woningcorporaties alleen. Daarom gaat er een nieuw traject met koepelorganisatie Aedes beginnen. Harsta is in gesprek met woningcorporatie De Alliantie, Gemeente Rotterdam, de Nationaal Coördinator Groningen, TKI Bouw en Techniek, Bouwend Nederland en KCAF om een brede coalitie op te zetten. Ben jij onderdeel van een organisatie die graag mee denkt over het grootschalig aanpakken van funderingsherstel? Neem dan contact op met atto.harsta@debouwcampus.nl

Kennisbank:

https://www.kcaf.nl/wat-doet-het-kcaf/kennisbank/

Paul Reinders: “Aantasting thuisgevoel raakt mij”

Duurzaam herstel is het centrale thema tijdens de Transitiemotor op 27 november, Paul Reinders, senior contractmanager bij het Ministerie van Economische zaken werkt voor Instituut Mijnbouwschade Groningen en gaat in op de aanpak van Duurzaam Herstel van woningen. “In de contracten voor herstelwerkzaamheden is de tevredenheid van bewoners de belangrijkste KPI.”   

In een gespreid bedje is Reinders niet gevallen toen hij begon te werken voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen. Hij deed dit overigens op verzoek van het ministerie van Economische Zaken. Hij kon gelijk van start met een contractaanbesteding met een omvang van twee miljard. Lachend: “Een gespreid bedje is ook helemaal niets voor mij. Ik doe het liefst dingen die nog niet eerder zijn gedaan.”

Overigens heeft hij op persoonlijk vlak geen ervaring met bevingsschade. Maar hij is geboren en getogen in de stad Groningen en heeft daar vrienden wonen “Ik ben gaan kijken bij een monumentale boerderij met bevingsschade van een vriendin. Dan zie je ineens de emotie die erbij komt kijken. Het feit dat mensen zich onveilig voelen in hun huis, dat hun thuisgevoel ernstig wordt aangetast raakt me. Ik vind dat we dat goed moeten oplossen, ” aldus Reinders.

Hij hamert er dan ook op dat in de contracten voor herstelwerkzaamheden de tevredenheid van bewoners de belangrijkste KPI is. “Zowel over het resultaat van de werkzaamheden als het proces wil ik dat bewoners tevreden zijn. Als het resultaat van de werkzaamheden goed is maar er in het herstelproces niet of slecht gecommuniceerd, is het vertrouwen van die mensen al beschadigd.”

Hij benadrukt dan ook dat communicatie heel belangrijk is; “Het is voor bewoners killing om in onzekerheid te zitten. Wij bieden die zekerheid door proactief te communiceren met bewoners. We schrijven zelfs bewoners aan als we denken dat ze in aanmerking komen voor

herstel en er nog geen contact is geweest. Als bewoners vervolgens tevreden zijn over het eindresultaat én het proces ben ik blij, daar haal ik mijn werkgeluk uit.”

De huizen die schade hebben door bevingen worden veelal seriematig aanbesteed, daarvoor werken verschillende partijen samen, hoe zorg je dan dat iedereen tevreden blijft?

“Marktpartijen worden er vaak van beschuldigd onbetrouwbaar te zijn omdat ze alleen maar aan winst denken. En natuurlijk moet er brood op de plank komen. Maar een te grote winst is voor die partijen ook niet gunstig, want dan komen ze slecht in het nieuws. Als die partijen samen om de tafel gaan zitten met elkaars belangen in het achterhoofd, dan houd je iedereen tevreden.”

Naast bevingsschade aan woningen is er natuurlijk ook schade aan de utiliteitsbouw maar woningen hebben voorrang. Volgens Reinders is dat goed “Maar er moet ook gekeken worden naar de ernst van de schade, zodat gebouwen niet verloren gaan”.

Paul Reinders vertelt ons tijdens de TransitieMotor van 27 november nog veel meer over Duurzaam Herstel in Groningen, en dan vooral de seriematige aanpak hiervan. De TransitieMotor is een digitale lunchbijeenkomst die om 12.00 uur begint en tot 13.00 uur duurt. Nog niet opgegeven? Doe dat dan hier.

400 Kunstwerken in primaire waterkeringen voldoen niet aan de veiligheidsnorm

400 kunstwerken in primaire waterkeringen voldoen niet meer aan de veiligheidsnorm en moeten daarom voor 2050 allemaal gerenoveerd zijn. Om dat te halen moet er iedere drie weken een kunstwerk veilig worden opgeleverd. Een ambitie die een andere aanpak noodzakelijk maakt.  Niet langer één voor één, maar seriematig. Zo wordt tijd, geld én mankracht bespaard.

Vooral mankracht is een belangrijk onderwerp. Er is meer dan genoeg werk voor aannemers en ingenieursbureaus, denk aan de woningbouwopgave en de energietransitie, maar te weinig kennis en kunde (capaciteit) om dit allemaal aan te pakken. Zeker op de manier zoals dit nu gebeurt.

Samenwerken (g)een brug te ver

Een seriematige aanpak zien nog lang niet alle waterschappen zitten. De aarzeling blijkt vooral te zitten in de grote complexiteit, het woud aan regelgeving en onvoldoende vertrouwen om openheid van zaken te geven aan alle beoogde partners.

Om langdurige samenwerking toch de realiteit te laten worden is team “Samenwerken aan kunstwerken” in het leven geroepen. Een initiatief van het HWBP (Hoogwaterbeschermingsprogramma) waar de Bouwcampus zich graag bij aansluit. Door middel van een workshop op de Dijkwerkersdag 2024 werden kansen, zorgen, knelpunten en mogelijkheden opgehaald. Binnenkort gaan tien partijen met elkaar om de tafel om verder te praten over hoe een samenwerking concreet vorm kan krijgen.

Mocht je niet aanwezig zijn geweest bij de workshop, dan kun je op de vernieuwde site www.samenwerkenaankunstwerken.nl een korte video bekijken waarin Johan Apperloo (SK), Harald Versteeg (de Bouwcampus) en Geert van der Linden (FrisoCiviel) vanuit hun perspectief en ervaring de Kunstwerkopgave toelichten.

Uitgave

De afgelopen periode is er hard gewerkt aan de uitgave ‘Samenwerken aan Kunstwerken, waar staan we?’ Deze uitgave geeft een overzicht van de kunstwerkopgave per juni 2024, gerangschikt per waterschap, type kunstwerk en faalmechanisme. De cijfers zijn afkomstig uit het LBO-1 zoals aangeleverd door de beoordelaars van alle waterschappen en Rijkswaterstaat.

De printversie van de uitgave is aangeboden aan de directeuren Waterveiligheid van alle waterschappen en aan de directie van het HWBP. De digitale versie kan worden bekeken of gedownload via de Kennispagina op de website: Kunstwerkopgave-juni-2024.pdf

Spoor 3: Seriematig aanbesteden in de praktijk

De Bouwcampus ondersteunt bedrijven en waterschappen die gezamenlijk met een seriematige aanpak aan de gang (willen) gaan. Dat doet De Bouwcampus door uit te dagen tot nadenken, voorbeelden van eerdere aanbestedingen aan te halen, handvatten te ontwikkelen voor seriematig aanbesteden en partijen uit te nodigen om te komen sparren.

Meer weten? Kijk op www.samenwerkenaankunstwerken.nl

Dag van de civiele kunstwerken: seminar ‘De politiek is aan zet!

Op 23 September was het de dag van de civiele kunstwerken. Deze dag is georganiseerd door Sjaak Oudshoorn en Erik Bevaart. Zij werken beide niet binnen de techniek of overheid, hun interesse in de landelijke opgave ten aanzien van onderhoud, renovatie en vernieuwing van civiele kunstwerken werd echter wel gewekt door het prognoserapport van TNO.

Het verbaasde het tweetal dat de urgentie van deze opgave wel bekend is bij direct betrokken medewerkers maar dat dit voor iedereen daarbuiten een onderwerp is waar men nog niet van wakker ligt. Daarom hebben zij het seminar ‘De politiek is aan zet’ georganiseerd, met als hoofddoel om gemeenten bewust te maken van de enorme opgave waar we mee te maken hebben. Dat er vervolgens op het seminar een beperkte groep gemeenten op kwam dagen bevestigt alleen maar dat meer aandacht nodig is voor de urgentie om het vervangen, renoveren en vernieuwen van civiele kunstwerken op een andere manier aan te pakken.

Tijdens het seminar werden drie casussen besproken, elk met een probleem rondom civiele kunstwerken, die de noodzaak van samenwerking tussen verschillende partijen nog maar eens benadrukten. Daarna werd er gediscussieerd over vragen als ‘Hoe brengen we gemeenten in beweging om civiele kunstwerken op te pakken?’, ‘Hoe kan ervoor gezorgd worden dat inspectierapporten niet meer vrijblijvend zijn, zodat de uitkomsten hiervan niet aan de kant worden gelegd’ en ‘Wat is er nodig om samenwerking aan kunstwerken te stimuleren en soepel te laten verlopen?’.

De Bouwcampus moedigt dit soort initiatieven graag aan. Daarom zijn we nu met de organisatoren in gesprek om te kijken wat voor bijdrage wij kunnen leveren om dit initiatief in stand te houden of zelfs uit te breiden.

Wil jij als medewerker van een (decentrale) overheidsorganisatie een samenwerking aangaan met andere overheden voor het vervangen, renoveren en vernieuwen van civiele kunstwerken, maar weet je niet waar te beginnen? Meld je bij De Bouwcampus, mail naar info@debouwcampus.nl

Optopcoalities maken optoppen makkelijker

Vijf Optopcoalities hebben zich anderhalf jaar lang beziggehouden met het vergemakkelijker maken van optoppen. Elke coalitie boog zich over een specifiek aspect van optoppen. Deze varieerden van het verzamelen van data, het wegnemen van juridische belemmeringen tot het maken van een optopconcept.

De Optopcoalities waren een initiatief van Holland Houtland, de provincie Zuid-Holland en De Bouwcampus. De volgende stap is het opschalen van de optopprojecten, gezien de urgentie van het woningbouwprogramma. De eerste pilots zijn gestart, maar voor grootschalige implementatie moeten nog nieuwe stappen worden gemaakt.

Klik HIER voor alle informatie over de Optopcoalities.

Nut en noodzaak van parametriseren

Het personeelstekort in de bouwsector is een veelbesproken probleem. Maar kijken we wel kritisch naar de werkzaamheden van onze medewerkers?

Zo zien we vaak dat goed opgeleide professionals, zoals calculatoren, ingenieurs en constructeurs, veel tijd kwijt zijn aan repetitieve taken die hun expertise eigenlijk niet vereist. Denk bijvoorbeeld aan het opstellen van rapportages, werktekeningen of het handmatig verzamelen van data in Excel. Dit soort werkzaamheden kan eenvoudig worden geautomatiseerd door parametrisering.
Ik hoorde laatst een verhaal van iemand bij De Bouwcampus hoe hij bij een ingenieursafdeling van voet- en ankerplaatberekeningen de werkzaamheden in een parametrisch applicatie heeft verwerkt. Met één druk op de knop ligt er nu een PDF-rapportage met daarin de tekening en de formules netjes onder elkaar. Normaal waren ze veertig minuten per detail bezig en nu duurt het nog slechts 5 minuten. Los van de tijdwinst worden er ook minder fouten gemaakt.
Zo kan bouwkundige expertise worden omgezet in digitale, herbruikbare modules. Door repetitieve handelingen in een parametrisch model te stoppen, kunnen veel iteratieve taken, zoals het uitvoeren van berekeningen of het maken van tekeningen, sneller en nauwkeuriger worden uitgevoerd. Door de processen te automatiseren en te koppelen aan andere slimme digitale modules, kan het werk efficiënter worden gedaan. Hierdoor komt er meer tijd vrij voor taken die wel de expertise van deze specialisten vragen. Dit alles draagt naar mijn idee bij aan een flinke efficiëntieslag binnen de sector.
De uitdaging ligt echter nog vaak in de vastgeroeste werkwijzen. Veel mensen werken al twintig jaar of langer op dezelfde manier. Simpelweg omdat het zo werkt. Maar de technologie staat niet stil. We moeten nieuwsgierig en kritisch blijven kijken naar hoe we onze werkzaamheden uitvoeren. Door klein te beginnen, bijvoorbeeld met het automatiseren van een irritante handeling, kan je al snel grote stappen zetten. Het vraagt niet per definitie om een volledige transformatie, maar begint met het optimaliseren van de kleine, herhalende taken die niemand eigenlijk wil doen.
Zoals Johan Cruijff zei: “Je gaat het pas zien als je het doorhebt.” Kortom, het begint bij bewustwording.
Nynke Sijtsma,
Directeur De Bouwcampus

Biobased bouwen moet business as usual worden

Bouwen met hout is niet langer toekomstmuziek; het is nu al realiteit. Bedrijven zoals Achmea, INBO, NLV, Traject, Treetek en de Triodos Bank hebben dit zelf ondervonden. Op 8 en 9 oktober organiseren deze bedrijven, in samenwerking met De Bouwcampus, een tweedaagse werkconferentie in Nationaal Park De Hoge Veluwe.

Tijdens de conferentie komen verschillende stakeholders bijeen om hun ervaringen en inzichten te delen. Dit gezamenlijke proces is gericht op het overbruggen van belemmeringen en het benutten van kansen om de transitie naar biobased bouwen te versnellen. In totaal nemen 64 deelnemers deel, verdeeld over acht verschillende stakeholdergroepen. Zij zullen samen, op basis van verleden en heden, concrete actielijnen voor de toekomst uitwerken.

Future Search

Ervaren facilitators van De Bouwcampus begeleiden deze tweedaagse werkbijeenkomst door middel van de methodiek ‘Future Search’. Een methode waarbij verschillende stakeholders tot een gezamenlijke toekomstvisie komen. Het eindresultaat? Een concreet actieplan dat richting geeft aan de verdere ontwikkeling om van biobased bouwen, business as usual te maken.  Voor meer informatie over de methode kun je kijken op www.futuresearch.net

Praktische informatie en kosten
Deelname aan de werkconferentie kost €425 (exclusief BTW). Dit bedrag dekt de kosten voor een overnachting, diner, ontbijt, twee lunches, drankjes en het gebruik van de locatie. Alles wordt tot in de puntjes verzorgd, zodat de deelnemers zich volledig kunnen richten op de inhoudelijke sessies.

Interesse?
Voor meer informatie over de tweedaagse werkconferentie bekijkt u hier de uitgebreide uitnodiging. Direct inschrijven? Dat kan via deze link.

Martin Wijnen wil vooral aan de slag

Martin Wijnen heeft zijn draai als Directeur-Generaal van Rijkswaterstaat inmiddels wel gevonden. En ook de koers van Rijkswaterstaat is voor hem duidelijk. “Wij gaan verbinden met iedereen die helpt om Nederland veilig, leefbaar en bereikbaar te houden. We moeten echt aan de slag.” Een gesprek over onder andere de grote opgaven, het belang van een portfolioaanpak en De Bouwcampus als accelerator van die verandering.

Halverwege het gesprek zegt Martin Wijnen de existentiële rol van Rijkswaterstaat te voelen bij de kering in de Hollandsche IJssel. “Je kijkt daar vanuit Krimpen aan den IJssel richting Gouda en dan zie je dat hele land op min zes meter liggen. Je ziet het water staan en je ziet de constructies en de dijken die wij hebben gebouwd. Kortom, het héle watersysteem om Nederland veilig te houden. En het meest frappante, vind ik, is het feit dat in die bak niemand een zwemvest draagt.” Dat laatste komt volgens Wijnen omdat de samenleving erop vertrouwt dat het wel goed zit met die veiligheid; het vertrouwen dat Rijkswaterstaat dat wel regelt. “Ik vind daarom dat iedereen hier bij Rijkswaterstaat zich moet realiseren waarom hij of zij hier werkt. Dat is namelijk om Nederland veilig, leefbaar en bereikbaar te houden.”

Het is wel duidelijk. Het nieuwe van de functie Directeur-Generaal is er bij Martin Wijnen inmiddels vanaf. Logisch want de voormalige generaal zwaait inmiddels al bijna negen maanden de scepter over Rijkswaterstaat. Zijn ‘kerstvakantie’ besteedde hij aan het inlezen. “Ik had zo’n 144 documenten meegekregen om door te lezen,” zegt hij. Maar noodzakelijk, omdat hij tijdens de nieuwjaarsbijeenkomst zijn nieuwe medewerkers moest toespreken. “Ik vond dat ik dat ik op dag twee na mijn start toch wel enigszins beslagen ten ijs moest komen.” Daarna volgde een rondgang langs de veertien diensten en HID’s van Rijkswaterstaat. De mensen die hij sprak legde hij een drietal vragen voor. “Ik vroeg aan hen wat zou je willen behouden, waar moeten we mee stoppen en waar zouden we mee moeten beginnen?” De antwoorden op deze vragen heeft Wijnen vervolgens min of meer als basis genomen voor zijn koers die hij met Rijkswaterstaat wil varen. “We houden dus het kompas dat mijn voorganger heeft vastgesteld met een heldere missie en visie. We hebben te maken met de verschuiving van het aanleggen van nieuwe infrastructuur naar het instandhouden van wat we hebben. En om die opgave aan te kunnen gaat Rijkswaterstaat leveren, vereenvoudigen en verbinden. Dat doen we niet alleen. Daar hebben we iedereen bij nodig. Partijen in de grond-weg en waterbouw, technici, ingenieurs, kennisinstellingen, etc.”

Meer werk uit handen
De antwoorden op stoppen en mee beginnen vat Wijnen samen door dingen vooral anders te doen. “De gemiddelde medewerker bij Rijkswaterstaat vindt dat er meer werk uit zijn of haar handen moet komen. We zijn er meester in om prachtige processen te beschrijven, maar we krijgen het soms ook moeilijk georganiseerd. We moeten echt gaan vereenvoudigen en standaardisatie hoort daar ook bij.” De vernieuwingsopgave is dusdanig groot dat het volgens hem wel met een nieuwe aanpak moet. “We vinden het prachtig om in Nederland elke brug anders te maken, maar daarmee krijgen we niet gedaan wat we moeten doen. Daar hebben we simpelweg de mensen niet voor. En de bouwers ook niet trouwens. Dus moeten we meer gaan standaardiseren en bijvoorbeeld een aantal vergelijkbare bruggen in een portfolio zetten en als geheel naar de markt brengen; de portfolio-aanpak.”

Aarzelingen
Hij kent de aarzelingen binnen Rijkswaterstaat over die portfolioaanpak. “Het gaat ook om contractbeheersing. Of je nu in een bouwteam zit of in een bouwteam waarin opdrachtgever en opdrachtnemers gezamenlijk optrekken met een twee- faseachtige elementen, er ligt altijd een prijs-prestatie discussie onder. Meerdere kunstwerken in één keer op de markt brengen vraagt een nieuwe aanpak en het kost tijd om dit goed in de markt te zetten. Maar”, voegt hij er vervolgens in één adem aan toe, “ik heb afgesproken dat we voor het einde van dit jaar de eerste echte portfolio’s op de markt brengen. En dat we een aantal contracten al portfolioachtige trekjes laten krijgen. Dit om de markt ook aan deze nieuwe uitvraag te laten wennen.” Deze portfolioachtige trekjes moeten marktpartijen volgens Wijnen zien in de vorm van opdrachten die in het verlengde van elkaar liggen. “Daar zijn in de provincie Zuid-Holland al goede voorbeelden van. Ik heb bij een van die projecten aan de aannemer naar zijn ervaringen gevraagd. Hij gaf aan samen met een aantal vaste bedrijven één bouwcombinatie te vormen. Daardoor gingen ze elkaar steeds beter kennen. Ik hoorde hem praten alsof het één bedrijf was.”

Door dit gesprek realiseerde hij zich wel dat je dus bedrijven in de regio moet hebben die samen een aantal bruggen kunnen renoveren. Die kennen elkaar door en door en vormen een krachtige combinatie. “Dus een van onze lessen is dat we die portfoliobenadering regionaal spreiden.” Hij kan zich voorstellen dat de markt misschien wat huiverig is om op deze wijze de productie verhogen. “Als je het portfolio niet gegund krijgt, lijkt het of je niets hebt. Maar dan heb ik nieuws, want er is zoveel werk dat bij een goede verhouding tussen prijs en prestatie het volgende contract voor de afvaller is. Als jouw combinatie goed is, is er werk voor je. Meer dan genoeg. Dán gaan we het tempo ontwikkelen wat we in Nederland echt nodig hebben. Dan ga je zien dat een deel van de marktpartijen zich met standaardisatie gaat bezighouden en een deel zich op de specials richt. Van een brug zoals over de Haringvliet heb je er maar één.”

Bouwcampus
Als Directeur-Generaal heeft hij tevens de voorzittershamer van het stichtingsbestuur van De Bouwcampus van zijn voorganger Michèle Blom overgenomen. Over de Bouwcampus zegt hij: “Ik kom uit een omgeving waarin we fieldlabs creëren om innovaties te faciliteren met betrokken partijen, gericht op de behoeften van de organisatie. Wij zijn klein als Nederland, dus we moeten slim zijn. Ik zie De Bouwcampus als een accelerator, een soort fieldlab, waar partijen samenkomen met een duidelijk doel om te innoveren, vanuit een concrete behoefte of opdracht. Het mooie is dat dit niet alleen de GWW-sector betreft, maar ook de woningbouw, aangezien veel vraagstukken in beide sectoren vergelijkbaar zijn, zoals schaarste op de arbeidsmarkt en innovaties in machines en productieprocessen. Dit biedt mogelijkheden om in beide sectoren de productie te verhogen.”

Na een korte stilte. “Ken je dat gevoel dat je op zoek bent naar iets totaal anders maar dan stuit je op iets onverwachts? En dat onverwachte geeft inzichten die je verder helpen met een probleem. Dat heet serendipiteit. Je komt tot oplossingen waar je niet eerder aan dacht. Dat is naar mijn idee ook de kracht van De Bouwcampus.

Hoewel tijd en capaciteit schaars zijn, hoeven we niet steeds het wiel opnieuw uit te vinden. Als iets al is ontwikkeld door anderen, moeten anderen erop vertrouwen dat wij resultaten leveren. In plaats van dupliceren, kunnen we ons richten op andere innovaties, geïnspireerd door wat er al elders gebeurt. Zo kunnen we efficiënter de vraagstukken aanpakken die we moeten oplossen.”

Motto
Hij merkt bij De Bouwcampus de behoefte om echt een substantiële bijdrage te leveren aan de transitie van de infra en de woningbouw. “Ik zie ook bij aannemers de behoefte om meer uit hun handen te krijgen. Kortom, wij zijn allemaal van de uitvoering. Daarom wil ik dit gesprek eindigen met ons motto. Aan het eind van de dag komt het neer op wat je op de mat legt. En daarom zeggen wij: daden, geen woorden, aan de slag!”

TU-student maakt framework voor V&R opgave

Tom Brouwer, voormalig student Construction Management & Engineering aan de TU Delft heeft succesvol zijn onderzoek naar de ‘Verkenning van de transitie naar industrialisatie in de Nederlandse infrastructuurbouw’ afgerond. Dit onderzoek biedt inzichten die cruciaal zijn voor de toekomst van de sector, die voor grote uitdagingen staat.

Zijn onderzoek ging met name over industrialisatie bij het vervangen en vernieuwen van bruggen. Uit het laatste prognoserapport van TNO kwam naar voren dat hier de grootste werklast ligt. “De bevindingen kunnen ook relevant zijn voor andere aspecten binnen de V&R opgave, mits deze verder worden ontwikkeld”, zegt Brouwer. Over of hij die ambitie heeft om dat zelf te doen zegt hij het volgende “Ik vond het leuk om te doen, dus tuurlijk is het leuk om dat dan verder te ontwikkelen maar dat moet maar net passen binnen mijn nieuwe baan.”

“Toen ik aan mijn scriptie begon leek de term industrialisatie mij eenduidig. Maar als je gaat rondvragen lijkt iedereen daar een andere betekenis aan te geven.”

De grootste uitdaging tijdens het schrijven van zijn scriptie was het definiëren van de term ‘industrialisatie’. “Toen ik aan mijn scriptie begon leek de term mij eenduidig. Maar als je gaat rondvragen lijkt iedereen daar een andere betekenis aan te geven. Uiteindelijk heeft het duiden van die definitie en het goed onderbouwen daarvan mij heel veel tijd gekost. Dat had eigenlijk al een scriptieonderwerp op zichzelf kunnen zijn.” Het duiden van die definitie deed hij door een model te gebruiken uit de woningbouw. Daar is er namelijk wel een breder geaccepteerde definitie over wat industrialisatie betekent. Hij maakte van het IHC-model (Industrial Housing Construction) het IIC-model (Industrialised Infrastructure Construction)

Hierna heeft hij onderzocht waar de problemen en misschien nog wel belangrijker, de behoeften van de sector liggen. Ook daar waren er nog enkele verassingen voor Brouwer. “Aan het begin leek het alsof de vervanging en renovatie van bruggen het meest urgente was wat er bestaat en het leek ook of iedereen het daar al over eens was. Het is ook heel urgent maar de urgentie is bij belanghebbende actoren nog niet altijd ingedaald.”

Noodzaak

Het is noodzakelijk om efficiënter te gaan werken. De bouwsector heeft te maken met een lage productiviteitsgroei in vergelijking met andere sectoren. Dit probleem wordt versterkt door uitdagingen zoals tekorten aan fysieke en menselijke middelen. Daarnaast nadert voor veel infrastructuur het einde van de levensduur, wat een enorme druk legt op de bouwsector om deze assets te renoveren of te vervangen. Daarom moet de sector opschalen en meer gestandaardiseerd gaan werken. Zo kunnen bouwprocessen in de infrasector geoptimaliseerd en op grote schaal geïnnoveerd worden.

Brouwers bevindingen

Welke belemmeringen zijn er dan in de sector waardoor dit nu nog niet lukt? Door verschillende bedrijven en overheidsinstellingen uit alle lagen van de infrabouw sector te interviewen over hun ervaringen, zijn er twaalf drempels geïdentificeerd die de overgang naar een geïndustrialiseerd systeem tegenhouden. Deze mechanismen betreffen onder andere een gebrek aan coördinatie, innovatie, kennisuitwisseling, samenwerking en een conservatieve cultuur binnen de sector. Deze problemen zijn samengevat in vier systeemproblemen: Grof gezegd is er een gebrek aan coördinatie en planning, onvoldoende ondersteuning voor innovatie, er heerst een conservatieve cultuur in de bouwsector, en er is een gebrek aan samenwerking binnen de waardeketenstructuur.

Geen kant en klare oplossing

Er bestaat geen kant-en-klare oplossing voor deze problemen. Maar de inzichten van Brouwer zijn een waardevolle aanvulling op de huidige inspanningen van De Bouwcampus. Het bevorderen van effectieve lange termijn relaties en het implementeren van bredere standaardisatie in de sector worden gezien als cruciaal voor het succesvol industrialiseren van de bouwpraktijken.

Brouwer: “Als De Bouwcampus zijn jullie eigenlijk al hard bezig om in te zetten op een betere ketensamenwerking. Ik denk dat dat ook de voornaamste stap is die gezet moet worden. De technische capaciteit en capaciteit om te innoveren is namelijk in mijns inziens goed.”

‘Meer bewust van de ondergrond’

Hij ziet de functie van Transitie Manager Herinrichting Stedelijke Ondergrond (HSO) bijna als een eretitel. De afgelopen jaren heeft deze functie voor Wil Kovacs diverse deuren geopend. “De onafhankelijke positie van De Bouwcampus wordt namelijk zeer gerespecteerd. Met elkaar hebben we veel bereikt.” Toch houdt het voor Kovacs op. Simpelweg omdat hij met pensioen gaat. “En,” zegt hij op zijn bekende nuchtere toon, “je kan beter ook op je hoogtepunt stoppen. Ik zou het verschrikkelijk vinden om een grijze muis te worden.” Een gesprek met een man met een missie. “De ondergrond moet een volledig gelijkwaardige positie hebben als de bovengrond.”

Al sinds het begin van zijn loopbaan bij de gemeente Rotterdam zit Wil Kovacs in de ondergrond. “Ik was 21 toen ik in dit vakgebied rolde en ik van de gemeente echt de kans kreeg om een deskundige te worden. Ik was harstikke ambitieus en wilde alleen maar met de beste deskundigen praten.” Het bracht hem onder andere tot de functie van manager Beheer Ondergrond in een stad waar mede door hem de ondergrond op de kaart is gezet. Ondertussen zat Kovacs op bestuurlijk niveau in diverse normcommissies, sprak hij op congressen en zat hij in verschillende ontwikkelingstrajecten. De laatste jaren zette hij zich nog als deskundig adviseur in de havenstad in en was hij als transitiemanager actief binnen het traject Herstructurering Stedelijke Ondergrond.

Als geen ander had hij in zijn loopbaan de druk op de ondergrond zien toenemen. Bij De Bouwcampus richtte Kovacs zich vooral op een breed gedragen bewustzijn hierover. “Inmiddels is het op veel plekken wel doorgedrongen dat de ondergrond meer dan een aandachtspunt is. Het vollopen van de ondergrond met kabels, leidingen, rioleringen, elektrificatie en noem maar op, is een algemeen probleem waaraan op allerlei plaatsen aandacht moet worden gegeven.”

Regierol
Een heikel punt is echter dat de regierol op wat er in die ondergrond gebeurt, vaak niet goed wordt ingevuld. “Er zijn”, zegt Kovacs, “veel gemeenten die die regierol niet willen pakken. Want met de regie pak je gelijk een verantwoordelijkheid. Dan volgt ook direct de discussie, ‘heb je het over regie of heb je het over coördinatie?’ Je kan proberen te coördineren door partijen met elkaar in gesprek te laten gaan over wanneer ze wat waar in de grond gaan stoppen. Er zijn een aantal gemeenten die wel een duidelijke regierol pakken. Die gemeenten zeggen ‘ik wil dat je daar op dit plek komt te liggen, onder die omstandigheden, met die afspraken en onder die voorwaarden’. Zij stemmen die werkzaamheden ook veel vaker af met de andere activiteiten die ook in de wijk plaats moeten vinden.” Voordeel daarvan is volgens hem dat de overlast voor bewoners zoveel mogelijk wordt beperkt en de mobiliteit in de stad op gang blijft. “Maar”, voegt Kovacs er in één adem aan toe, “Daar moet je dus expertise voor in huis hebben. En wil je dat de ondergrond niet op een verkeerde manier wordt ingericht, dan moet je ook vanuit een soort planologische verantwoordelijkheid de regie pakken op de inrichting van die ondergrond. Dat betekent dat je ook inzicht moet hebben in plannen en ideeën die er aankomen.”

In zijn ogen is het nog slechts een kwestie van tijd dat zo’n aanpak er komt. “Dat kan niet anders. In de bovengrond vindt ook niet iedereen het maar goed dat er van alles gebeurt. En ik zie heel duidelijk dat die planologische verantwoordelijkheid bij de stedenbouwkundige, de architect maar ook andere disciplines actief in de bovengrond zich daar langzaam steeds bewuster van worden. En daar hebben we ons met het HSO team hard en op verschillende manieren voor ingezet.”

Zwarte bladzijde
Een zwarte bladzijde voor het transitieteam HSO was zonder twijfel het plotselinge overlijden van Robert Ephraim. “Dat was een klap van jewelste,” blikt hij terug. En met het overlijden van een van de belangrijkste trekkers, zag Kovacs het transitieteam wankelen. “Het bleek ook lastig om het aan te vullen. Het aantrekken van goede transitiemedewerkers was niet zo moeilijk. Lastiger was om transitiemanagers te vinden om een nieuwe organisatorische entiteit neer te zetten.”
Het is volgens hem ook in die periode dat het team zoekende was naar een nieuwe rol, dat bij het team het besef doordrong, dat de cirkel eigenlijk wel rond is. “De dillema’s die er in de stedelijke ondergrond zijn staan prominent op de agenda. De ontwikkeling van kennis en technieken krijgen op meerdere plaatsen een uitstekende invulling. Daarmee zijn we in een nieuwe fase gekomen. Die nieuwe fase gaat De Bouwcampus invullen door de aandacht voor en inrichting van de ondergrond in de lopende transitieopgaven in te bedden. Ons uitgangspunt is namelijk dat ‘ruimte’ de optelling is van bovengrond, de plattegrond en de ondergrond. Elke transitie heeft aandacht voor ruimte en daarmee impliciet dus ook voor de ondergrond.”

Toekomst
Op de vraag hoe hij de toekomst van de stedelijke ondergrond ziet volgt even een korte stilte. Dan zegt hij: “De beschikbaarheid van ruimte zal zich niet gaan herstellen. Sterker nog, als je de klimatologische ontwikkelingen volgt, denk ik zelfs dat we op een wat langere termijn, de stedenbouwkundige inrichting straten nog smaller gaat maken. Het wordt hier ook warmer, dus dat betekent dat je met schaduwwerking moet werken en meer vergroening. Circulariteit dwingt ons om dat wat in een gebied ontwikkeld en gemaakt wordt, ook in dat gebied te verwerken. Dus hoe gaan we met ons afval management om? En niet alleen afval in de zin van huishoudelijk afval, maar ook rioleringsafval en de zorgplicht om het water in de grond op te slaan. Infiltratie en filtratie, dat zijn allemaal technieken die belangrijk zijn maar die wel een plek moeten krijgen. Dus de druk op de ondergrond wordt alleen maar groter.”

Creatief
In zijn ogen zijn creatieve oplossingen noodzakelijk. En waar kan je daar beter voor zijn dan bij studenten. “Ik ga graag met hen in gesprek. De gekste ideeën komen er dan los. Zo opperde een student het idee van een uitneembare weg. Als je in de ondergrond moet zijn til je de weg eruit. Even los hoe je dat technisch moet doen, maar het idee is natuurlijk briljant.” Hij vindt ook dat als je in de transitie verder wil komen, je vreemde ideeën moet binnenlaten. “Het heeft geen zin om voor eigen parochie te gaan praten en proberen mensen die het eigenlijk al volledig met je eens zijn, mee te krijgen in een andere manier van denken. Je moet weerstanden binnenhalen. Mensen die zaken eigenlijk belachelijk vinden zoals ze gaan naast je neerzetten. En vraag ze dán: ‘maar hoe komen we dan uiteindelijk wél in de toekomst?’ Moet jij eens opletten met wat voor oplossingen zij dan komen.”

Trainees Generation aan de slag bij De Bouwcampus

De Bouwcampus en Generation zijn een Participatieovereenkomst met elkaar aangegaan. Dit betekent concreet dat De Bouwcampus trainees van Generation gaat afnemen. Binnenkort gaan de eerste trainees voor twee jaar bij De Bouwcampus aan de slag. “We zijn erg blij met deze samenwerking,” zegt Generation-directeur Stefan Beeke, “vooral omdat De Bouwcampus naadloos bij onze missie past, dat we vanuit ontwikkeling een betere wereld creëren.’’

Generation richt zich op studenten en afstudeerders die een carrière in projectmanagement ambiëren en zich vooral willen inzetten voor maatschappelijke thema’s zoals woningbouw, energietransitie, duurzaamheid en mobiliteit. “En dat zijn juist de onderwerpen waar wij ons mee bezighouden,” benadrukt Nynke Sijtsma, directeur van De Bouwcampus.

De Bouwcampus heeft naast inkind-medewerkers, die via één van de partners voor één of meerdere dagen gedetacheerd zijn, ook verschillende trainees aan het werk. “Wat werken bij De Bouwcampus soms lastig maakt is dat het even duurt voor iemand doorheeft hoe het hier precies werkt en waar zijn of haar kracht ligt. De trainees van Generation blijven in principe twee jaar dus ze kunnen het hier echt allemaal doorleven,” aldus Sijtsma.

Beeke ziet dit ook als voordeel voor ‘zijn’ trainees. “Wij willen hen stimuleren om bij te dragen aan thema’s die ertoe doen en na te denken over hun rol binnen complexe projecten en maatschappelijke uitdagingen.” “Wat dat betreft,” voegt Teun van Rossum, lid van leiderschapsteam eraan toe, “is er sprake van een wisselwerking. Simpelweg omdat de mensen die bij ons aankloppen vaak al intrinsiek gemotiveerd zijn om zich in te zetten voor een betere of duurzamere wereld. Bij de Bouwcampus kunnen ze die intrinsieke motivatie voor twee jaar een prachtige plek geven’’

Op de foto vlnr: Teun van Rossum, Nynke Sijtsma en Stefan Beeke

Schaarste: een uitdaging die ons voortstuwt

Schaarste dwingt ons tot innovatie. Immers, als middelen beperkt zijn, is creativiteit noodzakelijk en ontstaan er oplossingen die niet alleen de directe tekorten aanpakken, maar ook – en belangrijker nog – leiden tot systeemveranderingen.

Neem de uitdaging om in de brug bij Purmerend (A7) 50.000 gaten te boren in het beton. Je zou denken dat het tekort aan gekwalificeerde betonboorders ons dwingt om het proces opnieuw te overdenken: kunnen we het aantal benodigde gaten verminderen, of kunnen we nieuwe arbeiders sneller opleiden? Of misschien kunnen we wel nieuwe methodes of machines ontwikkelen die minder arbeidsintensief zijn? Met andere woorden, de schaarste aan boorders zou ons moeten aanzetten om al deze mogelijkheden te verkennen. Met wellicht baanbrekende vooruitgangen in bouwtechnologie tot gevolg.

Rijkswaterstaat zet vaak de sluizen open voor alle aannemers die dat project willen uitvoeren. Het gevolg is niet zelden zeven of acht aanbiedingen. Door dit tot twee of drie te verminderen, stroomlijnen we het proces en maken we beter gebruik maken van onze beperkte middelen. Hierdoor ontstaan efficiëntere inkoopprocessen en heb je minder verspilling van hoogwaardige manuren bij verliezende aanbieders. Deze kunnen zich richten op projectkwaliteit en een snellere afronding.

Of neem staalconstructeurs die streven naar circulariteit; zij staan voor aanzienlijke uitdagingen. Zo kunnen ze niet zomaar een balk verwijderen zonder de hele structuur te beïnvloeden. Deze schaarste aan modulariteit in staalontwerpen vereist innovatieve benaderingen. Misschien moeten we, omdat we streven naar een circulaire economie, nieuwe soorten verbindingen of structurele ontwerpen ontwikkelen die eenvoudige demontage en hergebruik mogelijk maken.

Naar mijn idee ligt de essentie van het aanpakken van schaarste in het durven concreet te zijn. Het gaat om het identificeren van de specifieke tekorten waarmee we vandaag de dag worden geconfronteerd en het bedenken van precieze, uitvoerbare oplossingen. Deze innovaties pakken niet alleen de huidige tekorten aan, maar effenen ook de weg voor systemen die ten bate van de toekomst veerkrachtiger en efficiënter zijn.

Kortom, schaarste is geen tegenslag; het is een uitdaging die ons voortstuwt. Door deze mindset te omarmen, bevorderen we vooral een cultuur van voortdurende innovatie en verbetering.
Nynke Sijtsma, Directeur De Bouwcampus

Fabriekswoning bespaart tot wel vijftig procent CO2

Het bouwen van woningen in fabrieken kan tussen de 25 en 50 procent CO2-uitstoot besparen. Dat blijkt uit een recent onderzoek van Adviesbureau Copper8 die drie types industriële woningen daarvoor tegen het licht hield. In het onderzoek constateert Copper8 dat de milieuwinst van industrieel bouwen ten opzichte van traditioneel bouwen in de Milieuprestatie Gebouw (MPG) niet goed naar voren komt. Het Adviesbureau bepleit daarom een aanpassing van de berekeningswijze.

In totaal leidt volgens het onderzoeksbureau industriële manier van bouwen tot een indicatieve CO2-reductie van 19-38 kg CO2 / m² BVO, in vergelijking met een traditionele manier van bouwen. Percentueel is dit een reductie van 25-50% ten opzichte van een meer traditionele manier van bouwen. “Dit komt
voornamelijk door de winst als gevolg van een verkorte bouwtijd en minder benodigde productie van bouwmaterialen.” De extra CO2-uitstoot als gevolg van het bouwen van een woningfabriek blijkt aldus Copper8  beperkt.

Om de MPG geschikt te maken voor het berekenen van de impact van bouwmethodes, is aldus het onderzoeksbureau aanpassing van de berekeningswijze nodig. Daarbij adviseren zij om onderscheid te maken tussen Productiefase (A1-A3: bouwmaterialen) en de Bouwfase (A4-A5: bouwmethode). “Deze wijziging vraagt inspanning van verschillende partijen, waaronder de Rijksoverheid, de Nationale Milieudatabase (NMD), projectontwikkelaars en conceptontwikkelaars.” Het is volgens Copper8 wel belangrijk omdat als de impact nauwkeuriger kan worden ingeschat, er ook gerichter stappen kunnen worden genomen
om deze te verminderen.

Meer kwaliteit met een seriematige aanpak

Door seriematig uit te vragen gaat voor de opdrachtgever de kwaliteit omhoog. Tegelijkertijd gaan de kosten naar beneden. Dat zeggen zes verschillende marktpartijen in de tweede aflevering van de film ‘Seriematige aanpak, een Lonkend Perspectief’. Volgens de betrokken partijen heeft het in één keer uitvragen van meerdere bruggen en viaducten alleen maar voordelen, zo stellen alle zes de partijen vast. De film Lonkend Perspectief is een initiatief van De Bouwcampus.

In deze nieuwe film beantwoorden vertegenwoordigers van de deelnemende bedrijven vragen zoals, waarom is seriematig werken nodig? Maar ook welke mogelijkheden zien zij bij seriematige aanpak ontstaan en welke voordelen zijn er voor opdrachtgevers. “Beheer en onderhoud van een seriematig geproduceerde brug is gewoon makkelijker en efficiënter dan alle unieke objecten.”

Continuïteit
Ook met deze tweede film willen De Bouwcampus en de deelnemende partijen een seriematige aanpak van de V&R opgave onder de aandacht brengen. “Er is meer standaardisatie nodig en opdrachtgevers moeten samen continuïteit en schaal creëren door meer bruggen seriematig aan te pakken”, zegt Harald Versteeg, transitiemanager bij De Bouwcampus. “Deze film laat zien dat al veel marktpartijen daarvoor open staan. Wanneer partijen de kans krijgen om een serie van kunstwerken aan te pakken, ontstaat er ruimte voor hele nieuwe oplossingen. Dat is nodig als je bedenkt dat er nog bijvoorbeeld 4000 bruggen liggen te wachten. Voor opdrachtgevers moet het duidelijk worden dat hier de oplossing ligt om met krappere budgetten de klus te kunnen klaren.”

Waar te zien
Aan de film werkten mee: NH-Istimewa, Aannemingsbedrijf Damsteegt, Savera, Vialis, Max Bögl Nederland en Heijmans. Iedere deelnemende organisatie gaat in zijn eigen filmpje in op hoe zij seriematige aanpak ziet. Van de zes filmpjes is een korte compilatie gemaakt. Alle films zijn nu te zien op de site van De Bouwcampus: KLIK HIER

Handreiking slimme series

Om assetmanagers te helpen met de stap naar een seriematige aanpak heeft een groep infraprofessionals van onder andere Croon Huith, Movares, Flux Partners, Van Doorn, Slangen Staal en Arcadis onder begeleiding van De Bouwcampus de Handreiking Slimme Series opgesteld. “Met de handreiking proberen we te zeggen dat een seriematige aanpak niet alleen een manier van werken is, maar ook een manier van denken. Er zijn in de interne organisatie, het type werk en het object een aantal stappen waar je doorheen moet om ermee aan de slag te gaan,” vertelt Jeroen Machielsen, projectleider civiele kunstwerken bij Van Doorn. “We wilden met deze handreiking niet voorschrijven hoe dat ingevuld moet worden, maar zeggen; denk hieraan, en erbij vertellen waarom dat dan belangrijk is.”

Het eerste hoofdstuk gaat over de opgave over het algemeen en de seriematige aanpak als kans om deze aan te pakken. “Het is belangrijk dat het object-per-object denken waar we aan gewend zijn verandert. Je moet de renovatieopgave als één geheel zien,” zegt Machielsen. Door meerdere kunstwerken in de markt te brengen krijg wordt samenwerkingen de aanpak meer gestroomlijnd. Dit leidt tot kostenbesparingen, meer efficiëntie en ruimte voor innovatie. Dit komt volgens de projectleider door de kwaliteit van de samenwerking. “Als integrale teams langer samenwerken krijg je teams die gelijkwaardiger zijn, beter op elkaar zijn ingespeeld en écht een gezamenlijk doel hebben.”

Programmering, draagvlak en beleidskaders

In hoofdstuk twee staan assetmanagement en onderhoudsstatus centraal. Hierin staan het verkrijgen van inzicht in de programmering en het creëren van draagvlak centraal. “Voor wie hier al bezig mee zijn is dit vanzelfsprekend. Maar we richten ons hierbij juist op de beheerders die dingen doen zoals ze dat altijd al deden,” merkt Machielsen op.  Het derde hoofdstuk gaat over de beleidskaders van de opdrachtgever. Het is hierbij belangrijk om te kijken welke beleidskaders betrekking hebben op een project en deze helder te hebben en te prioriteren.

Een weloverwogen besluit

Hoofdstuk vier gaat over de scenario’s van mogelijke series. Deze gaat over de beslissing over het samenvoegen van kunstwerken in inkoop- en contractstrategie. Hierbij is het belangrijk om de basisprincipes zoals type object, complexiteit, doelstellingen en budget in kaart te brengen. “Zo kan een weloverwogen besluit gemaakt worden om iets seriematig aan te pakken. Het is hier ook belangrijk om te kijken naar mogelijke samenwerkingen buiten je eigen areaal,” legt Machielsen uit. “Het laatste hoofdstuk gaat over de inkoop- en contractstrategie. Deze is van toepassing wanneer er een goed onderbouwde aanpak is voor het realiseren van de opgave.” In deze fase gaat het over het ontwikkelen en afstemmen van de strategie, de juridische beoordeling, marktconsultatie en het opstellen van definitieve contract- en aanbestedingsdocumenten.

Een zeer divers team

Het team achter de handreiking is volgens Machielsen een zeer divers team van professionals. “We hebben deze handreiking gemaakt met een advocaat, mensen van ingenieurs- en adviesbureaus waarvan één al met pensioen is, en ikzelf vanuit een aannemer. Wij hebben hele diverse ervaringen en invalshoeken. Ook hebben we diverse beheerders geïnterviewd, gesproken en input opgehaald.”

Tijd voor actie

“Nu is het tijd om de handreiking onder de arm te nemen en bij beheerders het gesprek te voeren,” zegt Machielsen enthousiast. “Als we in ieder geval één stap kunnen maken waardoor mensen op een andere manier naar de opgave kijken en in plaats van probleem naar probleem proactief naar de opgave kijken hebben wij ons doel bereikt.”

Ga hier naar de handreiking

Handreiking_seriematig.pdf

Meer of minder fabrieken

De laatste tijd hoor je steeds vaker dat woningbouwfabrieken het niet redden. Opmerkelijk, denk je dan. In deze tijd met grote opgaven in de woningbouw. Hoe kan dat? En moeten we dit niet voorkomen? We hebben ze toch juist keihard nodig?

Er moet veel gebouwd, verbouwd en gerenoveerd worden in zowel de woningbouw-, utiliteitsbouw- en infra-sector. De uitdagingen voor deze sectoren worden groter en groter. We hebben woningen nodig, er is een stikstofprobleem. We willen productiemethoden verduurzamen en hebben te kampen met netcongestie. Veel kunstwerken moeten vervangen of gerenoveerd worden. We moeten dat doen met beperkte mensen en middelen. Productiviteitsverhoging is dan onontkoombaar. Seriematige productie in fabrieken is daarom een belangrijk middel, dat kan leiden tot een enorme versnelling. Ook helpt het bij het verlagen van emissies, meer circulariteit en minder logistieke bewegingen.

Een aantal ondernemers realiseerde zich dat en ze staken hun nek uit, ze investeerden in fabrieken en begonnen met produceren. Het gebrek aan continuïteit in opdrachten lijkt een aantal nu de nekslag te geven. Merkwaardig, als je ziet hoe groot de opgave is en hoe groot de voordelen zijn. De bouw vertraagt, projecten komen niet van de grond. Overheden nationaal, en regionaal doen hun best, stellen beleid en regels op, maar de fabriek gaat intussen dicht. De woningbouwopgave vraagt om leiderschap. Willen we alle neuzen dezelfde richting op en continuïteit bieden aan ondernemers die het voortouw nemen om de aan de bouwopgave te voldoen of niet?

Er is actie nodig. Fabrieken moeten niet sluiten, integendeel ze zouden moeten opschalen. Denken en handelen vanuit de collectieve opgave, dat is wat we nu nodig hebben. Wat houdt bijvoorbeeld woningcorporaties en ontwikkelaars tegen om gezamenlijk langjarig productiecapaciteit vast leggen? Een half lege fabriek betalen ze immers ook via de hogere prijs voor woningen die ze wel kopen. Als het individueel niet lukt om ondernemers continuïteit te bieden, misschien lukt het dan wel als partijen gaan samenwerken. Maar, wie verbindt deze partijen? Wie steekt zijn nek uit?
Daarom een belangrijke vraag voor corporaties, ontwikkelaars en overheden: Meer of minder woningbouwfabrieken in Nederland?

Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus

Cobouw: “Vijf bruggen halen, vier betalen; waarom zou een inkoper dat niet willen?”

Tijdens het congres van expertisecentrum aanbesteden PIANOo op donderdag 6 juni gingen transitiemanager Harald Versteeg (De Bouwcampus) en Louisa Engels (partner bij Croon Huith) in gesprek over de juridische (on)mogelijkheden van een seriematige aanpak binnen de Vervanging en Renovatie-opgave (V&R).

In een goedbezochte sessie verkenden zij samen met het publiek hoe een andere manier van aanbesteden kan bijdragen aan versnelling en schaalvergroting, zonder juridische grenzen uit het oog te verliezen. Seriematige aanpakken, waarin projecten gebundeld en gestandaardiseerd worden aanbesteed, bieden kansen voor meer efficiëntie en continuïteit — maar roepen ook vragen op over rechtmatigheid en marktwerking.

Ook vakblad Cobouw was aanwezig en deed verslag van de bijeenkomst. In hun artikel gaan zij dieper in op de opgave, de voordelen van seriematig aanbesteden en de juridische kaders die daarbij komen kijken. Daarnaast spraken zij met Robbert van Doorn (Van Doorn), die zijn visie geeft op de V&R-opgave en de noodzaak om het anders te organiseren.

Lees hier het hele artikel. Cobouw 

juridische (on)mogelijkheden van een seriematige aanpak in de V&R-opgave.

“De gebruiker ziet het als een geheel”

“De bouw is er klaar voor,” stelt Theo Winter, COO bij Dura Vermeer tijdens de derde Transitie in de Praktijk op 17 mei over het seriematig aanpakken van de Infrastructuur bij Damsteegt in Meerkerk. Dit was ook in de praktijk te zien tijdens de rondleiding door de bruggenfabriek van Damsteegt. Bedrijfsleider Hans de Wit stelde al eerder: “Als je seriematig werkt, krijg je de vijfde brug gratis.”

De Bouwcampus hoopte tijdens deze bijeenkomst opdrachtgevers te verleiden om stappen te zetten naar meer seriematig werken en ook samen te werken als opdrachtgever. Onder andere Lindy Molenkamp, directeur Beheer en Uitvoering provincie Noord-Holland, waar ze al behoorlijk wat ervaring hebben in het bundelen van opdrachten van verschillende overheden, en Martin Wijnen, directeur-generaal van Rijkswaterstaat, deelden hun visie op deze ontwikkeling. Deelnemers kregen daarna de mogelijkheid met elkaar van gedachten te wisselen.

De bijeenkomst werd afgesloten met een bezoek aan het bruggenproject van Mourik. Mourik renoveert een serie van 10 bruggen in de Provincie Zuid-Holland. Hier konden aanwezigen met eigen ogen zien, hoeveel voordelen seriematig werken oplevert voor opdrachtgever, opdrachtnemer, én eindgebruiker. Immers, zoals Harry Michels, transitiemanager van de provincie Noord-Holland opmerkte: “Wij kunnen het netwerk wel opknippen in rijk, provincie en gemeente, maar de weggebruiker en vaarweggebruiker ziet het als een geheel.”

Optoppen wordt juridisch makkelijker

Het wordt voor Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) juridisch gemakkelijker om optopprojecten uit te voeren. Slechts tweederde van de eigenaren moeten straks nog met de plannen instemmen. Nu moeten nog alle eigenaren met de plannen akkoord gaan. Een brede motie van Jan Paternotte (D66) gesteund door GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, GP, CDA en NSC is onlangs unaniem door de Tweede Kamer aangenomen.

Al eerder hadden experts er bij de kamerleden op aangedrongen om het appartementsrecht te vereenvoudigen. “De huidige wetgeving is voor optoppen een flinke belemmerende factor. Met een beperkte aanpassing van enkele wetsartikelen zou de drempel kunnen worden verlaagd naar bijvoorbeeld tweederde”, aldus de experts in een brief aan de kamerleden.

De Tweede Kamer steunt nu breed deze visie. In de aangenomen motie roepen de partijen minister De Jonge op het voor VvE’s makkelijker te maken om woningen op te toppen door het appartementsrecht te moderniseren in de geest van het Parijse surélévation. Daarmee verwijst de Kamer naar de wetswijziging die in 2014 is doorgevoerd. Ook daar gold de regel dat 100 procent van de woningeigenaren met optoppen moest instemmen. Dit werd teruggebracht naar tweederde. De wetswijziging had als gevolg dat het aantal optopvergunningen voor 60 woningen in 2014 toenam naar jaarlijks duizend woningen.

Ook in Nederland zijn er mogelijkheden om naar schatting 200.000 woningen via optoppen te realiseren. Voordeel voor de VvE’s is dat met de opbrengst van de nieuwe woningen de aanpak van het achterstallig onderhoud kan worden gefinancierd. Tevens kunnen alle woningen in het complex duurzamer worden gemaakt.

(Foto: Creative City Solutions)

TOP-magazine 3: ‘Volop kansen voor optoppen’

“Het zou enorm helpen als we als vergunningverlener de optopconcepten die er zijn ook op een conceptuele manier kunnen inrichten. Met andere woorden, dat we niet per gemeente allerlei dingen moeten gaan verzinnen en doen om die bouwvergunningen te kunnen verlenen. Daarvoor moet de minister zorgen dat de concepten die er zijn in één mandje met een strik erom voor gemeenten klaarliggen.” Dat zegt Ronald Weerwag, de Zoetermeerse wethouder van Wonen in het recente nummer van TOP-magazine.

Ook in deze derde editie van het digitale magazine van De Bouwcampus staat industriële woningbouw in het algemeen en optoppen in het bijzonder centraal. Behalve het interview met Ronald Weerwag bevat het magazine onder andere artikelen over de optopaanpakken van Creative City Solutions en VORM. VORM-directeur Hans Meurs ziet heel veel mogelijkheden in optoppen maar dan moeten we volgens hem wel systematischer leren denken. “Als iedereen elk gebouw als een apart avontuur ziet, en als de mensen bij gemeenten en bestuursorganen dat ook zo zien, dan gaat optoppen niet vliegen.”

Chantal Inia, adviseur woningbouw bij het ministerie van BZK wijst er in het TOP-magazine op dat optoppen kan worden opgeschaald: “Van maatwerkprojecten naar projecten op wijk- of buurtniveau of op woningtype. Waar we nu vooral mee bezig zijn, is om te kijken waar de triggers zitten om belemmeringen weg te halen zodat er op grotere schaal en met meer gestandaardiseerde concepten opgetopt kan worden.”

Lees hier de nieuwe editie van het TOP-magazine

Doorpakken op de vier werksporen van Circulaire Herinrichting

“Dit is een terugkomdag, maar dat doet me denken aan dat je na moet blijven op school, en dat wil niemand. Ik zou dit liever een doorpakdag noemen, want dat is wat we écht gaan doen,” zegt Wytze Kuijper, transitie-expert bij De Bouwcampus tijdens zijn opening van de terugkomdag over circulaire herinrichting. Een hechte groep professionals uit de hele keten kwam op dinsdag 23 april samen om door te pakken op de vier werksporen; de marktplaats, de flowchart, de maatstaf en multifunctionele toepasbaarheid.

Decor van deze doorpakbijeenkomst is Hive, het innovatiecentrum van Heijmans in Rosmalen. Het pand, dat oorspronkelijk een autogarage was, is circulair gerenoveerd en ingericht tot de toekomstgerichte werk- en verzamelplek die het nu is. Zo zijn de akoestische panelen aan het plafond gemaakt van spijkerbroeken, hangen er nog stukken systeemplafond van de vorige gebruiker en zijn de kantooronderdelen verzameld uit eigen projecten van Heijmans. “Dat is het voordeel van wat we doen. We kunnen overal wel wat vandaan plukken om het hier in Hive een nieuw leven te geven,” vertelt Maarten van Rossum, duurzaamheidsconsultant bij Heijmans.

De begroeting ging als vrienden die elkaar al een tijd niet hebben gezien. Vorig jaar waren de meesten dan ook voor twee dagen bij elkaar geweest om uiteindelijk de vier werksporen vorm te bepalen. Deze sfeer liep over op de door Heijmans heerlijk verzorgde lunch waarna een korte rondleiding door het innovatiecentrum begon. Daarna verhuisde de deelnemers naar de vergaderruimte om ter zake te komen. Wytze Kuijper trapte de bijeenkomst af met een terugblik op de future search tweedaagse, waar de partijen twee dagen samen overnachtten om zich te buigen over de uitdagingen in de circulaire herinrichting. Hier zijn tevens de vier werksporen ontstaan. Verder besprak hij de opgedane inzichten, de versnellers en de vertragers van het traject.

Eén marktplaats  

Vervolgens was het tijd voor een update van de vier sporen. Roos van Borrendam, adviseur circulariteit en duurzaamheid bij stichting Insert, begon met een update over de Circulaire Marktplaats. “Er is momenteel een enorme wildgroei aan circulaire marktplaatsen, er zijn er intussen meer dan tweehonderd waar wij van weten,” vertelt Roos. “Daarom willen we met onze ‘Insert Marktplaats’ een platform creëren waar al deze marktplaatsen op één plek samenkomen.” Het idee is dan ook om al die marktplaatsen te koppelen met de Insert Marktplaats zodat de producten automatisch op de site komen. Zo ontstaat er een win-win voor zowel de koper als de verkoper. Immers, de koper krijgt een groter overzicht op wat er op de markt is en de verkopende partij wordt beter zichtbaar. 

Momenteel bevindt de marktplaats zich nog in de pilotfase. Insert is bezig met drie partijen om de eerste koppeling mee te maken, en daarop verder te bouwen. “Het doel is om minimaal de helft van de marktplaatsen aan ons platform te koppelen,” zegt Roos.

Flowchart  

Leo Oosterveen, transitiemanager bij De Bouwcampus, nam vervolgens het stokje over en praatte de aanwezigen bij over de flowchart. Deze fungeert als handvat voor de circulaire herinrichting van utiliteitsgebouwen en is twee maanden geleden officieel gelanceerd. Leo nam de groep mee in de te doorlopen stappen en gaf iedereen een fysiek geprinte versie van de chart. “Het is de bedoeling dat de chart de standaard voor de hele keten gaat worden. Met deze eerste versie is nu gelijk een eerste stap gezet.  Nu moeten we de flowchart verspreiden en zoveel mogelijk gebruiken. Dan kunnen we ermee verder.” Er kwamen veel positieve geluiden uit de zaal bij het bekijken van de flowchart. “Iedereen is op zoek naar houvast. Dit helpt ook écht om met circulaire herinrichting wat te gaan doen,” zo merkte één van de aanwezige op. 

Klik hier om de flowchart te zien en voor meer informatie.

Eén maatstaf  

Hierna was de maatstaf aan de beurt en nam Johan Bakker, directeur projectmanagement bij CBRE het woord. Het doel van de maatstaf is om één standaard te hebben als het gaat om circulariteits- en duurzaamheidsdoelen. Hierin staan meetbaarheid en vergelijkbaarheid centraal. “Het Nieuwe Normaal van Cirkelstad is hiervoor een uitkomst,” benadrukte Bakker. De vervolgstap van het project is dan ook om af te wegen of het realistisch is om bestaande projecten na te lopen met de indicatoren van Het Nieuwe Normaal en inzichtelijk te krijgen welke info al beschikbaar is en wat nog mist.

Multifunctionele toepassing  

De laatste update kwam van Moritz Prophet, architect bij het atelier politiebouwmeester over de multifunctionele toepassing van gebouwen. Met de politie als decor heeft de groep acties in vijf stappen gedefinieerd. De eerste stap is dat de politie getekend heeft voor Het Nieuwe Normaal. De tweede stap is het formuleren van nieuwe uitgangspunten van de uitvoeringskaders en het invullen van de selectiecriteria. “Met de derde stap,” zei Moritz, “gaan we echt dingen doen. In deze stap onderzoeken we namelijk in samenwerking met Superuse Architecten circulariteitscriteria. Ook doen we een uitvraag voor een fictief Teambureau voor het politiekorps. Hoe gaat deze er circulair en modulair uitzien? Het doel is om dit alles nog dit jaar zichtbaar in kaart te hebben.”

In de vierde stap wordt onderzoek gedaan naar circulaire sloop-herinrichting. Ten slotte is de laatste stap hulpvragen naar de groep zelf. “Hoe moeten we circulaire uitvragen vormgeven? Hoe verhouden zich onze esthetische criteria (ruimtelijke kwaliteit, expressie) tot de criteria van Het Nieuwe Normaal? En kunnen we een bandbreedte omschrijven voor de eisen aan ruimtelijke kwaliteit m.b.t. circulaire herinrichting?” somde Prophet de voornaamste vragen aan de groep op.

Kennisuitwisseling 

Na de updates stonden er diverse break-out sessies op het programma. De vier sporen werden verdeeld over twee blokken waarin twee sporen per blok werden besproken. Over de marktplaats kwam kenniswisseling ter sprake. Het belang van de relevantie van informatie voor de zoeker was hier de kern.  Bij de flowchart werd de verdere ontwikkeling besproken. Het is nu de bedoeling dat de chart in gebruik genomen wordt zodat er feedback komt om hem te optimaliseren. Voor de maatstaf is het contact tussen Johan en Het Nieuwe Normaal besproken. Het Nieuwe Normaal toont interesse in het bijvoegen van een tab ‘fit-out’, wat nu nog mist, en wil partijen mobiliseren om het van de grond te krijgen. Uit de break-out van de multifunctionele toepassing kwam het belang van het snel betrekken van stakeholders en aannemers. Hierbij is een goede communicatie cruciaal.

Afsluiting 

Ten slotte was er een borrel waarin er nog veel nabesproken werd. “Eén partij kan dit niet alleen, we moeten dit met de hele keten doen,” gaven Bart Breedijk van Heijmans en Johan Bakker aan.  Er heerste een saamhorigheid die vaak alleen ontstaat wanneer mensen veel met elkaar samenwerken. “Als je elkaar beter leert kennen weet je wat je moet verwachten. Dan durf je in een uitvraag ook harder te zijn voor circulariteit omdat je deze mensen achter je hebt staan,” beaamde Rudolf Muis, circulariteitsmakelaar bij het Rijksvastgoedbedrijf op zijn beurt. Kortom, wordt vervolgd.

Transitie betekent ook iets voor het individu

Om de gigantische opgaven die er liggen tot een goed einde brengen is er een flinke transitie nodig. Het gaat ons als sector zonder systeemverandering niet lukken om het enorme woningtekort op te lossen, de bestaande woningvoorraad te verduurzamen en de achterstanden in de infrastructuur weg te werken. Echter, in ons praten en doen daarover, vergeten we naar mijn gevoel vaak de persoonlijke consequenties van dit soort veranderingen. En misschien is dat zelfs nog wel een onderbelichte factor om de transitie verder te krijgen.

Immers, we hebben het vooral vaak over de voordelen voor de samenleving. Met industriële woningbouw kunnen we sneller, goedkoper en duurzamer voor meer huisvesting zorgen. Een seriematige aanpak van de bruggen en viaducten kan voor de opdrachtgever financiële voordelen opleveren. Maar op individueel mensniveau kunnen dit soort ontwikkelingen best wel schuren.

Wanneer een architect woorden als standaardisatie en industrialisatie hoort, zal hij wellicht denken; ‘leuk sneller en goedkopere woningen, maar het is wel mijn werk’. Hij is er juist trots op dat hij unieke woningen maakt en op maat oplossingen biedt voor specifieke problemen.  Transitie biedt ook kansen. Bijvoorbeeld als men anders met elkaar gaat samenwerken. Als je in een goed functionerend bouwteam zit, is iedereen laaiend enthousiast over hoe dat functioneert. Wanneer je in project zit waar voor een te laag bedrag is ingeschreven, krijgt iedereen de opdracht mee ‘als er iets onverwachts gebeurt, een advocaat erop en meteen meerwerk claimen.’ Tegelijkertijd moeten we oog hebben voor de individuele veranderingen. We moeten op functieniveau dieper gaan doorvragen; ‘wat doen die veranderingen met jou?’ Dat geeft ook nieuwe inzichten over waarom dingen soms lukken en soms ook niet.

En natuurlijk, er moet ook een businesscase zijn. Alleen we moeten ons wel beseffen dat de business case er voor het individu anders uit kan zien dan die voor de organisatie. Als we in onze transitie-inspanningen écht willen slagen, moeten we de menselijke factor niet over het hoofd zien. Want uiteindelijk is het juist de menselijke factor die het verschil gaat maken tussen succes en falen.

Nynke Sijtsma

Directeur De Bouwcampus

Han de Wit: ‘Slimmer omgaan met de ondergrond’

Hij heeft aan de wieg van De Bouwcampus gestaan. Jarenlang zette Han de Wit zich als transitiemanager in op het thema herinrichting stedelijke ondergrond. “We zeggen wel eens dat de bovengrond druk is, maar in de ondergrond is het nog veel drukker. En er moet nog veel meer in, alleen die ruimte is er niet meer.” Een gesprek over het ontstaan van De Bouwcampus en de focus op de ondergrond. “We hebben toch een stevige steen bijgedragen aan de bewustwording dat we slimmer met de ondergrond moeten omgaan.”

“Het is in de bouwwereld en zeker in de openbare ruimte zo dat je iets nieuws niet, net als bij medicijnen, een laboratorium kunt verzinnen en dan kunt toepassen.” De Wit zag rond tal van onderwerpen in de bouw verschillende netwerkjes ontstaan. “Als er behoefte is aan nieuwe bruggen dan ontstond er een netwerkje bruggen. Dus je zag”, vertelt hij, “in de bouwwereld steeds heel veel verschillende kleine kennisinstituten ontstaan. Tegelijkertijd was er rond 2009 vanuit de sector behoefte om de vergaarde kennis meer te bundelen.”

Als bestuurslid van CURnet, één van die kennisinstituten, was De Wit netrokken bij de verkenning naar een mogelijke oprichting van een campus. “Dit was overigens nadat fusiebesprekingen tussen verschillende organisaties op niets waren uitgelopen. Dat werd het zogenoemde VVV team wat weer later het Bouwcampus-team is geworden. De stichting Vernieuwing Bouw is toen eigenlijk omgezet in De Stichting De Bouwcampus.” Moeiteloos somt hij die prille ontstaansgeschiedenis op. Nadat De Bouwcampus in Delft actief werd deed hij zelf een stapje terug om in 2017 weer terug te keren. Zijn functie van directeur R&D bij TAUW combineerde De Wit met zijn werk bij De Bouwcampus. “Het was in de periode dat herinrichting van de stedelijke ondergrond als één van de drie trajecten door De Bouwcampus op poten werd gezet. Werken voor De Bouwcampus betekende voor mij dat je inhoudelijk bijblijft en verbindingen kunt maken.”

Negatieve naweeën
Dat laatste werd volgens hem een periode toch nog wel bemoeilijkt door de bouwfraudeperiode. “Heel simpel, wanneer je in een wereld zit met heel veel verschillende spelers dan is het nodig om elkaar goed te leren kennen om te kunnen innoveren. In een periode dat dat eigenlijk allemaal verdacht werd zagen we dat bij alle partijen in de keten toch wel wat kramp ontstond.” De Wit geeft als simpel voorbeeld de jaarlijkse uitgaven van fotoboeken door TAUW. “Mooie boeken over onderwerpen als water en spelen, water en veiligheid en ga maar door. Op zeker moment na de bouwfraudekwestie kregen we de boeken teruggestuurd. Men zag het als een cadeautje. Alle contacten werden een stuk formeler.” Samen met de bouwcrisis heeft het in zijn ogen een negatief effect gehad op de ruimte om te experimenteren. “De meerwaarde van De Bouwcampus heb ik altijd gevonden dat het hier een kruisbestuiving van GWW, B&U en de stedelijke ondergrond betreft. Ik heb het wel eens vergeleken met een vliegdekschip. Je zorgt dat dingen die in de lucht zijn daar bij wijze van spreken kunnen landen. Dan ben je er een tijdje mee bezig en dan hoop je dat het versterkt weer kan wegvliegen. Dat beeld spreekt mij nog steeds wel aan.”

Een mooi voorbeeld
In zijn visie is de herinrichting van de stedelijke ondergrond een mooi voorbeeld van een vernieuwende opgave die bij De Bouwcampus hoort. “Als je namelijk vooraf zeker weet dat de opgave succesvol wordt aangepakt heb je De Bouwcampus niet nodig. Want dan wordt het zonder De Bouwcampus ook wel wat. De Bouwcampus is er eigenlijk voor om dingen die niet vanzelf tot stand komen, een zetje te geven. En dan kan dat honderd procent lukken maar ook 100 procent mislukken en natuurlijk alles wat er tussenin zit.” Toen De Wit zich samen met twee andere transitiemanagers bij De Bouwcampus, in samenwerking met bijvoorbeeld het COB, met de stedelijke ondergrond ging bezighouden vonden nog maar weinig mensen dit een interessant onderwerp. “Het bewustzijn dat daar in die ondergrond zoveel zaken bij elkaar komen was er nog niet. Terwijl in de ondergrond alle kabels en leidingen liggen. Die zijn essentieel voor je drinkwater, riolering en elektriciteit. En niet te vergeten de bodem zorgt ook voor infiltratie van water, biedt ruimte, vocht en voeding voor de wortels van bomen en struiken. Ook moet je in de stad rekening houden met de bodemkwaliteit vanwege onze erfenissen uit het verleden” Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht als hij zegt: “We vinden het bovengronds in de stad al druk maar ondergronds is daar ook heel druk. En die druk op de ondergrond wordt met alle opgaven die er bovengronds zijn alleen maar groter. We willen ook nog een warmtenet en een verzwaring van elektriciteit en ook nog groenere wijken. Dat past gewoon niet allemaal meer.”

Complex
Het lastige is dat het volgens De Wit gewoon een heel complexe materie is. “Wanneer jij’, legt hij uit, “als gemeenteambtenaar verantwoordelijk bent voor de hele riolering, dan heb je al zoveel gedoe, dat je blij bent dat je niet te veelrekening hoeft te houden met alle andere kabels en leidingen, of met meer groen . Terwijl de burger zal denken: ‘potverdorie, nou ligt die straat weer open’ en ‘kunnen ze dat niet slimmer doen?’”

De complexheid van de materie zit volgens hem in het feit dat het allemaal gescheiden werkvelden zijn. “Ik denk dat als je het helemaal platslaat de meerwaarde van HSO is geweest en nog steeds is om dat besef inzichtelijk te maken. “Uiteindelijk heeft dat ook geleid tot een visie van het ministerie op de bodem en ondergrond. Vanuit het inzicht dat de stedelijke ondergrond overvol is en we daar slimmer mee om moeten gaan. Die bewustwording was er in 2018 nog een stuk minder. Dat is zeker niet alleen door ons is gekomen, maar we hebben daar wel eensteen aan bijgedragen.” Terugkijkend op zijn jaren bij De Bouwcampus wil hij toch ook stilstaan bij het plotselinge overlijden van Robbert Ephraim. Ephraim was via Stichting Mijn Aansluiting betrokken bij het HSO-team van De Bouwcampus. “Een echte verbinder van mensen en organisaties. Een groot verlies voor iedereen.”

Digitalisering
Na een korte stilte zegt hij wel een wenkend perspectief te zien. “Er zijn ontwikkelingen waaruit blijkt dat er meer overleg komt en meer samenwerking over wat er in de grond gaat en wanneer. Digitalisering is een oplossing. Maar tegelijkertijd”, voegt De Wit daaraan toe, “kun je dat niet in één keer realiseren. Ik zou ervoor pleiten om wat er nu op dat vlak wordt bedacht en toegepast vanuit een Legogedachte wordt ontwikkeld. Ik wil daarmee zeggen dat als je uitbreidingssetjes van Lego gebruikt dit altijd wel past. Daarmee voorkom je dat je allemaal slimme oplossingen verzint, maar er jaren later achter komt dat er allerlei dingen omheen zijn geplakt waardoor het gewoon niet meer werkbaar is.”

Sneller bouwen, maar ook beter

Minister Hugo de Jonge schreef het nog maar weer eens in een brief aan de Tweede Kamer: tot en met 2030 moeten we 981.000 nieuwe woningen bouwen. De woningnood is hoog en daarom moeten we versnellen.

Zijn brief bevat dan ook een wetvoorstel om de overheden wettelijke instrumenten in handen te geven om met meer regie en vooral meer tempo betaalbare woningen te bouwen. Dat het sneller moet staat buiten kijf. Bouwen, bouwen, bouwen is ook niet voor niks de veelgehoorde mantra. Momenteel duurt het pakweg tien jaar voordat een woning na planvorming, procedures en bouw kan worden opgeleverd. Het verkorten van procedures is dan ook een belangrijk onderdeel van De Jonge’s wetsvoorstel. Het levert, zo lezen wij, een tijdwinst van één jaar op.

Daar is volgens mij veel meer winst in te halen maar dan moeten we wel inzetten op een systeemverandering. Dat betekent onder andere verregaande vormen van digitalisering in combinatie met een parallelle planning en een centraal parametrisch model. Gecombineerd met een vergaande industriële procesinrichting met dito producten. Het blijven naar mijn idee echter nog holle frasen als we niet ook de kwaliteit van de woningen en buurten centraal stellen. Met andere woorden, de producten zijn duurzaam, gemaakt met biobased materialen en gezond en comfortabel voor de gebruikers. Maar nog belangrijker is dat ook de omgeving waar de nieuwe woningen komen op de juiste wijze wordt meegenomen.

Het is duidelijk dat 100.000 optop-eenheden iets doet met de buurten waar deze komen. Denk alleen maar aan extra parkeerdruk omdat er meer bewoners in de wijk komen. Ook dat zijn aspecten die we sectorbreed mee moeten nemen. Uiteindelijk gaat het om leefbaarheid. Dat is immers ook een vorm van duurzaamheid. Naar mijn gevoel is dat aspect vaak nog onvoldoende belicht. Het draait vooral om volume en snelheid. Maar wanneer we ook het leefbaarheidsaspect in buurten niet goed weten op te lossen, gaan we die snelheid echt niet maken.

Nynke Sijtsma, directeur De Bouwcampus

Geslaagde workshops over whitepaper

Zes workshops verdeeld over het land heeft mr. Louisa Engels van Croon Huith advocaten achter de rug. Deze workshops waren door De Bouwcampus op touw gezet rond de whitepaper de juridische (on)mogelijkheden van seriematige aanpak van de V&R-opgave. “Ik vond het vooral goed om te zien dat het onderwerp heel erg leeft en dat iedereen hier graag mee aan de slag wil,” blikt Louisa Engels op de serie terug. Louis Schouwstra, hoofdingenieur-directeur (HID) van Rijkswaterstaat Midden-Nederland was bij een van de workshops aanwezig: “De bijeenkomst bevestigt mij in het beeld dat we op de weg van portfolio-achtige raamcontracten verder moeten als Rijkswaterstaat.”

Eind vorig jaar presenteerde Croon Huith advocaten de whitepaper die op verzoek van De Bouwcampus was opgesteld. In de whitepaper zette Louisa Engels en haar collega’s mr. Rikkert Pilaar en mr. Mike Briaire de juridische mogelijkheden van een seriematige aanpak van de vervanging- en renovatieopgave in de infrastructuur op een rij. “Aanleiding voor deze exercitie was vooral het idee wegnemen dat het aanbestedingsrecht een belemmerende factor is om de V&R-opgave efficiënter aan te pakken. Dat kregen we tijdens eerdere bijeenkomsten namelijk regelmatig te horen van zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. Zo van: leuk om vijf, tien of meer bruggen in één keer op de markt te zetten, maar dat mag zeker weer niet op grond van de aanbestedingsregels.”

Hoewel Engels dat van begin af aan al wist, is nu het een en ander op een rijtje gezet. “Het huidige aanbestedingsrecht vormt geen enkel beletsel. Je moet alleen wél vanaf het begin goed voor ogen hebben waarom je als opdrachtgever meerdere kunstwerken in één uitvraag wil samenvoegen. Je moet gedegen kunnen motiveren waarom je een seriematige aanpak kiest en welk gerechtvaardigd doel dat dient.”

Transitie

Tijdens de workshops kwam ze er dan ook achter dat het niet zozeer met de regels te maken heeft. “Sterker nog, helemaal niet. Die laten er zoals gezegd alle ruimte voor. Het heeft veel meer te maken met wat men gewend is. Het blijkt gewoon lastig om de organisatie mee te krijgen omdat het toch een transitie vergt en een omwenteling in de manier van denken. En anders en nieuw is natuurlijk ook een beetje eng en spannend.”

Elke workshop maakte duidelijk dat het onderwerp heel erg leeft. “Ook kwam telkens wel naar voren dat iedereen de worsteling herkent. En met worsteling”, verduidelijk zij, “bedoel ik wel graag willen, maar erachter komen dat het nog steeds niet goed van de grond komt.” Ka-Lung To, businesslijndirecteur Mobiliteit bij Antea Group Nederland, kan zich hier wel in vinden. “De workshop gaf een dieper inzicht wat de echte juridische kaders zijn. Dit inzicht is waardevol om uiteindelijk optimale samenwerkingen mogelijk te maken”, zegt hij. “Hierdoor zijn opdrachtgevers, ingenieursbureaus en aannemers beter in staat om samen succesvol de vervanging & renovatieopgave te realiseren.”

Zeer informatief

Arno Duijverman senior beleidsadviseur aanbesteden & contracteren bij Bouwend Nederland bestempelt de workshop als “zeer informatief.” Duijverman: “Ik vond het ook een zeer toegankelijke setting met veel ruimte voor vragen en discussie tijdens en na de presentatie. Ik vond het ook leuk om voorbeelden uit de praktijk te beluisteren.” Op de vraag wat hij na afloop mee naar huis heeft genomen zegt hij: “Wat ik heb meegenomen is dat aanbestedende diensten de ruimte die het aanbestedingsrecht biedt niet of onvoldoende benutten mede of misschien wel primair door de onbekendheid daarmee.”

Op weg

Voor Louis Schouwstra, hoofdingenieur-directeur (HID) van Rijkswaterstaat Midden-Nederland is het helder: “De bijeenkomst bevestigt mij in het beeld dat we op de weg van portfolio-achtige raamcontracten verder moeten als Rijkswaterstaat. De next step voor ons is: hoe bouwen we concreet in dit soort contracten uitdagende blijvende prikkels in op efficiency en innovatie. Om daarmee met een eerste portfolio te starten.” Het is voor Louisa een herkenbare reactie. “We hebben met de whitepaper concrete handvatten aangereikt en de bevestiging gegeven dat seriematig aanbesteden dus gewoon kan. Er hoeft hier niets aan in de weg te staan.”

Wij gaan voor een systeemverandering

Atto Harsta, transitiemanager bij De Bouwcampus heeft het haarscherp voor ogen. De afgelopen jaren is hard gewerkt aan het op gang brengen van een industriële woningbouwproductie om sneller woningen aan de voorraad toe te voegen. “En dat is heel goed geweest. We gaven het een plek in het traditionele projectontwikkelings- en bouwproces. Willen we écht substantieel versnellen, dan moeten we de overstap maken naar een nieuw systeem vormgegeven op een manier van (samen)werken die digitalisering en industriële productie mogelijk maakt.”

Het lonkende perspectief is in zijn ogen een circulaire waardeketen met een integraal realisatieproces. “We gaan dan op basis van een volledig digitale en industriële procesaanpak woningen realiseren. En niet alleen sneller maar vooral ook met kwaliteit die past bij de vele maatschappelijke opgaven waar we nu voor staan.”

Samen met digitalisering en industrialisatie expert Chris Aerts heeft Harsta het programma conceptuele bouw en industriële bouw geëvalueerd. Prefabricage en de inzet van geïndustrialiseerde woningbouwsystemen hebben in de afgelopen jaren een flinke opmars gemaakt. Zeker de laatste jaren zien veel partijen, met het ministerie van BZK voorop, dat we met sterk geïndustrialiseerde bouwsystemen de woningbouw kunnen versnellen. “En dat leidt zeker tot een versnelling,” zegt Harsta, “als deze woningproducten op voorraad staan en dus kunnen worden ingekocht en vervolgens op de locaties worden geplaatst.”

Lees hier het complete interview met Atto Harsta en Chris Aerts

Van icoon naar gewoon

In het kader van onze serie Transitie in de praktijk, zijn wij onlangs met een branche brede vertegenwoordiging naar het project Sawa in Rotterdam geweest. Voor wie het niet kent, het woongebouw Sawa verrijst aan de Lloydpier, en is volledig circulair en van hout. Met z’n vijftig meter hoogte is het nu al een icoon in Rotterdam. Vertrekpunt van de bijeenkomst was echter hoe we binnenstedelijke circulaire versterking kunnen versnellen en verbeteren. We weten inmiddels wel dat we de enorme bouwopgave, en het betaalbaar houden van de verduurzaming niet kunnen doen als we op dezelfde manier blijven werken.

Momenteel doen we er gemiddeld tien jaar over om van eerste planvorming tot daadwerkelijke oplevering te komen. Tien jaar! Als we het bouwproces optimaliseren kunnen we het wellicht terugbrengen naar zeven jaar. Willen we echter in 2030 ook maar enigszins in de buurt van de 900.000 woningen komen, dan moeten we naar drie jaar. Om dat te bereiken hebben we een systeemverandering nodig.

Tussen planuitvoering en realisatie zit bij Sawa vijf jaar. Er is ruim anderhalf jaar tijdwinst geboekt door het feit dat er nul bezwaren tegen het plan zijn ingediend. Omwonenden en mensen die er uiteindelijk gaan wonen zijn nauw in de planvorming meegenomen. En nog belangrijker er is ook echt heer hen geluisterd. Mede daardoor ontstond er een plan met maatschappelijk draagvlak. Verder is er de nodige kwaliteit aan het gebouw en vooral het gebied toegevoegd doordat alle partijen financieel het nodige water bij de wijn deden.

Is dat een systeemverandering? Het zijn in mijn ogen op z’n minst niet te onderschatten stappen in de transitie. Naar mijn mening begint de verandering vanuit welk perspectief je de opgave benadert. Wanneer dat perspectief de maatschappelijke opgave is, ontstaan er geheel andere oplossingen en krijg je een ander product dan wanneer bijvoorbeeld winstmaximalisatie het perspectief is. Ik zou voor het perspectief ‘van icoon naar gewoon’ willen gaan. Het liefst zo snel mogelijk.

Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus

De Bouwcampus bij Eén Vandaag

“Om de vernieuwing en renovatie van infrastructuur sneller, efficiënter en goedkoper uit te voeren, zal er in de toekomst anders gewerkt moeten worden” Dat zegt Harald Versteeg, transitiemanager bij de Bouwcampus in een reportage van Eén Vandaag.

“Nu wordt er nog steeds per project gekeken. Eén brug, één project”, vertelt hij. “Dat moeten we in de toekomst anders doen. Vaak zijn er meerdere bruggen nodig over hetzelfde kanaal. Die kun je ook in serie bouwen. Dan hebben bedrijven werk over een langere periode en kunnen ze makkelijker investeren.”

Eén Vandaag besteedde maandag 5 februari aandacht aan het mislopen van de aanbesteding van de Van Brienenoordbrug en de gevolgen daarvoor voor de sector. De opgave is dermate groot dat een andere aanpak noodzakelijk is. Bekijk hier Reportage Eén Vandaag.

 

Film over seriematige aanpak

Iedere vijfde of zesde brug gratis en 30 procent goedkoper door efficiencyvoordelen. Deze en andere voordelen zijn er zomaar te halen wanneer opdrachtgevers hun Vervangings- en Renovatieopgave infrastructuur seriematig op de markt brengen. In de film ‘Seriematig aanpak, een lonkend perspectief’, geven zes bedrijven een visie op seriematig aanbesteden. “Meerdere kunstwerken in één keer uitvragen biedt feitelijk alleen maar voordelen”, zo stellen alle zes de partijen vast. De film Lonkend Perspectief is een initiatief van De Bouwcampus.

In de film beantwoorden vertegenwoordigers van de deelnemende bedrijven vragen zoals, welke werkzaamheden ga je seriematig aanpakken en wat levert dat dan kwantitatief op? Maar ook welke mogelijkheden zien zij bij seriematige aanpak ontstaan en welke voordelen zijn er voor opdrachtgevers.

Standaardisatie
Met de film willen zowel De Bouwcampus als de deelnemende partijen een seriematige aanpak van de V&R opgave onder de aandacht brengen. “Er is meer standaardisatie nodig en opdrachtgevers moeten samen continuïteit en schaal creëren door meer bruggen seriematig aan te pakken”, zegt Harald Versteeg, transitiemanager bij De Bouwcampus. “Deze film laat zien dat al veel marktpartijen daarvoor open staan. Wanneer partijen de kans krijgen om een serie van kunstwerken aan te pakken, ontstaat er ruimte voor hele nieuwe oplossingen. Dat is nodig als je bedenkt dat er nog bijvoorbeeld 4000 bruggen liggen te wachten. Voor opdrachtgevers moet het duidelijk worden dat hier de oplossing ligt om met krappere budgetten de klus te kunnen klaren.”

Waar te zien

Aan de film werkten BAM, Dura Vermeer, Aannemingsbedrijf Damsteegt, Equans, Van Doorn en DHM. Iedere deelnemende organisatie gaat in zijn eigen filmpje in op hoe zij seriematige aanpak ziet. Van de zes filmpjes is een korte compilatie gemaakt. Alle films zijn nu hier zien.

Flowchart zet circulaire herinrichting op de kaart

“De flowchart is vooral een instrument om het gesprek over circulaire herinrichting aan te gaan”, aldus Leo Oosterveen, transitiemanager bij De Bouwcampus. Vanuit het transitietraject circulaire herinrichting is branchebreed aan de flowchart gewerkt. Om de flowchart te doorlopen moeten keuzes worden gemaakt. En juist dat moet voor bewustwording zorgen.

Architecten, toeleveranciers en vertegenwoordigers van sloopbedrijven en brancheorganisaties bogen zich over de vraag hoe je circulaire herinrichting bij huurders en eigenaren van bedrijfsvastgoed beter onder de aandacht kunt brengen. “Bijna alle partijen zeiden dat ze moeite hadden om het gesprek hierover op gang te brengen. Tijdens de eerste meeting werd het idee van een flowchart geopperd. En bij de tweede sessie lag er al een eerste versie”, vertelt Oosterveen.

De Flowchart start in het midden met de vraag of je een nieuwe gebruiker van het gebouw bent of dat het een verbouwing betreft. Dan moet de vraag worden beantwoord: ‘Is een wijziging aan het inbouwpakket nodig?’ “Dat is”, zo legt de transitiemanager uit, “natuurlijk een beetje een gewetensvraag. Immers, niet verhuizen en niet verbouwen levert de grootste milieuwinst op. Wat dat betreft loopt dat samen met de R-ladder. En dit is dan de R2, oftewel reduse. Over het algemeen mag je ervan uitgaan dat hier al goed over is nagedacht.” De volgende vraag is dan ook of de voordelen van circulair herinrichten duidelijk zijn? Bij een ‘ja’ ga je een stap verder, bij een ‘nee’ moeten eerst de voordelen ervan duidelijk worden gemaakt.

Advies
“Het idee is dat je op deze wijze de hele kaart met de bullits afloopt. Telkens als er een ‘nee’ als antwoord is, volgt het advies om het toe te passen.” Oosterveen geeft als voorbeeld de vraag ‘zijn er materialen en producten beschikbaar in het gebouw?’. Als daar een ‘nee’ op volgt, is het bijstaande advies: ‘Neem stappen om zoveel mogelijk hergebruikte materialen toe te passen, onder andere met gebruik van een circulaire marktplaats’.

De bullits en bijbehorende adviezen lijken volgens Oosterveen op het oog heel voor de hand liggend. “Maar door de vragen in een doordachte volgorde te stellen, ga je als gebruiker van de flowchart steeds dieper op het onderwerp in. En uiteindelijk is het natuurlijk de bedoeling dat men de nieuwe huisvesting of de verbouwing circulair gaat uitwerken.”
De flowchart is momenteel nog volop in ontwikkeling. De basis is er en zal niet meer veranderen. Wel wordt er nog over een digitale versie nagedacht. “Maar aan de andere kant moet je het ook zo simpel mogelijk houden”, vindt Oosterveen. “Het idee is dat straks alle partijen deze flowchart in zijn of haar koffertje hebben zitten en het bij opdrachtgevers onder de aandacht brengen. Brancheorganisaties als de BNI, Nevap, Nebifa en de MetaalUnie hebben de taak om de flowchart bij hun achterban te promoten. Want, laten we eerlijk zijn, dit helpt gewoon om gestructureerd over circulaire herinrichting na te denken.”

Vier actielijnen
De ontwikkeling van de flowchart is één van de in totaal vier actielijnen die De Bouwcampus met de sector in de breedste zin van het woord aan het ontwikkelen is. Naast de flowchart gaat het om het opzetten van een gemeenschappelijke marktplaats voor circulaire bouwmaterialen, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke standaard die de impact van circulariteit bepaalt en het ontwikkelen van multifunctionele toepassingen voor gebouwen.

Kijk voor meer informatie over het programma circulair herinrichten hier.

[Foto metalen roomdivider in het provinciehuis van Zuid-Holland- foto Martijn Beekman]

Zie hieronder de flowchart voor circulaire herinrichting.

Flowchart Image

‘De kunst van het stapelen van ambities’

Het stapelen van ambities, bij de planvorming zoveel mogelijk partijen betrekken en indien nodig genoegen nemen met een lager rendement. Het zijn belangrijke lessen van SAWA, het houten en circulaire woongebouw in Rotterdam. Tijdens de tweede editie van Transitie in de Praktijk die De Bouwcampus met SAWA als decor op touw zette, kwamen deze lessen nadrukkelijk naar voren. Maar ook dat we een leercurve moeten maken op het gebied van circulair en biobased bouwen en er een platform nodig is dat innovatieve concepten gaat ondersteunen. Met als doel dat niet elke gemeenten opnieuw het wiel hoeft uit te vinden.

Op de Lloydpier in Rotterdam verrijst SAWA: het eerste volledig circulaire woongebouw van hout. Met een hoogte van 50 meter, is het gelijk het hoogste houten gebouw van Nederland. SAWA is een project van Nice Developers en MEI Architecten wordt in een nauwe samenwerking met ERA Contour gerealiseerd. Nog niet eerder is in Nederland een dergelijk innovatief woonproject van deze omvang verwezenlijkt. Het prestigieuze project sleepte inmiddels al acht internationale architectuurprijzen in de wacht. Tijdens deze editie van Transitie in de Praktijk stond de vraag centraal ‘wat is er nodig om in de bestaande stad circulair op te schalen’. “Met andere woorden, hoe kunnen we meer SAWA’s realiseren. Het succes van SAWA is ook een succes voor het gebied. Uiteindelijk moet het doel zijn dat mensen er fijn wonen”, opent Nynke Sijtsma, directeur van De Bouwcampus de bijeenkomst. “Als we kijken naar de enorme opgave waar we in Nederland voor staan, qua woningbouw maar ook qua duurzaamheid en betaalbare woningen realiseren, dan komen we er niet als we blijven werken in het huidige systeem. Wanneer we dat systeem alleen maar gaan optimaliseren dan missen we heel veel kansen.” Een brede vertegenwoordiging uit de sector gaf gehoor aan de uitnodiging om vanuit hun eigen invalshoek te bedenken hoe versneld kan worden bewogen van mooie iconische voorbeelden naar kwalitatieve, gebiedsgerichte schaalbare oplossingen.

Stapelen van ambities

Een belangrijke les van Sawa”, zegt Robert Winkel van Mei Architecten en Nice Developers, “is dat we hier ambities hebben gestapeld. Dus én biodiversiteit, én circulair, én betaalbare woningen én CO2 opslag door houtbouw. En dat het stapelen van die ambities mogelijk is, dat laten we hier nu zien.” Maar ook dat het betrekken van zoveel mogelijk partijen kan leiden tot nul bezwaren. “We hebben iedereen in het verhaal meegenomen”, benadrukt Winkel. “Bewoners, de diensten van de gemeente Rotterdam, de wethouder, de mensen die het moeten maken. Letterlijk iedereen.”

Volgens de architect wordt dat nog wel eens vergeten of worden er stappen in het proces overgeslagen om bijvoorbeeld snelheid te maken. “En dat is precies wat je dus niet moet doen. Je moet met iedereen op tijd gaan praten. Het leuke is dat dan ook heel veel partijen vader en moeder van het succes worden. De versnelling heeft er hier in gezeten dat er geen bezwaren zijn geweest. Omdat die er niet waren hebben we Sawa in vijf jaar tijd kunnen ontwikkelen. Inderdaad van planvorming tot uitvoering.”

“Het is fijn om in een gezelschap als dit vrij met elkaar van gedachten te kunnen wisselen”, zegt Hans Meurs, directeur van Vorm. Hij was gevraagd om met ‘zijn’ Optopper en BuurtBoost een reflectie te geven en zo de dialoog aan te zwengelen. “Uit de discussie die ontstond kwam duidelijk naar voren, dat projecten als SAWA en ons concept van de Optopper, om daarmee woningen op bestaande complexen te realiseren, baat hebben bij een meer onderlinge afstemming. Als we elk experiment in elke stad opnieuw helemaal moeten laten beoordelen en we doen daar elke keer maanden over, dan helpt dat niet als we willen snellen.” Winkel knikt: “Om de beweging op gang te brengen is het belangrijk om af te spreken dat de toetsing van regels voor heel Nederland geldt. Want als we elke keer weer opnieuw de innovatie moeten beoordelen, schiet het niet op. Dat moet slimmer kunnen.”

Platform

Dat slimmer kunnen vinden de aanwezigen in bijvoorbeeld het in het leven roepen van een platform dat unieke oplossingen beoordeelt. Als er een positieve beoordeling is kunnen vergunningverleners die overnemen. Meurs: “Dan hoeft niet elke stad dat opnieuw te beoordelen. Want dat kost zo’n stad en hun ambtenaren heel veel tijd en heel veel geld. Maar nog belangrijker, de doorlooptijd van de projecten neemt er niet door af.” “Waar we naar toe willen”, vertelt Vincent Gruis, Hoogleraar Housing Management aan de TU Delft, “is dat een concept dat op technische aspecten is getoetst en waar een gemeente een bouwvergunning op heeft verleend, door een landelijk team wordt bekeken. Daarmee wordt het voor andere gemeenten veel makkelijker om de bouwvergunning voor dat product goed te keuren.” Gruis benadrukt dat er nu vaak onnodig veel tijd in het beoordelen van  innovatieve projecten als Sawa gaat zitten.

Kennisdelen

De Rotterdamse wethouder Klimaat, Bouwen en Wonen, Chantal Zeegers kan zich daar wel in vinden. “Het is goed om in het vergunnningentraject de kennis op het terrein van circulaire houtbouw beter te verankeren en te organiseren. Want de eerste keer dat je voor houtbouw een vergunning moet verstrekken en zeker voor zo’n toren als Sawa, dan wil je zeker weten dat het klopt. Wij zijn verantwoordelijk voor de bouw, de veiligheid. Dus je moet als gemeente echt heel zeker weten dat het deugdelijk is.” Volgens Zeegers heeft de gemeente veel geïnvesteerd in de kennis die hiervoor nodig is. “Die kennis willen we voor komende projecten behouden zodat we niet telkens hetzelfde onderzoek te doen. We kunnen die kennis ook met andere gemeenten delen en daar leren wij weer van.” Dat is wat de deelnemers als de leercurve bestempelen die nodig is om uiteindelijk biobased en circulaire projecten in de bestaande stad te versnellen.”

Tijd winnen

“We hebben het heel vaak over versnellen”, blikt Sijtsma op de Transitie in de Praktijk terug, “maar dat versnellen ga je denk ik bereiken, en dat is ook hier bij SAWA gebleken, door aan de voorkant alle mensen die daar een rol in hebben heel snel te betrekken en mee te laten denken. En dan niet iets voorleggen van: ‘zo is het geworden en wat vind je ervan?’ Als je het aan de voorkant goed regelt, dan ga je uiteindelijk aan de achterkant heel veel tijd winnen.”

Niet altijd leunen op rapporten en analyses

Onlangs heeft TNO met het tweede prognoserapport wederom laten zien dat de vervangings- en renovatieopgave in de infrastructuur groot is. Tegelijkertijd, als iemand daar objectieve gegevens over vraagt, dan zijn die er eigenlijk niet. Daar komt bij dat het weliswaar collectief een heel grote opgave is, maar elke individuele opdrachtgever daar slechts een klein stukje van ziet. Er is dan ook nog heel weinig beweging. Wat is de kip en wat is het ei? Ontbreekt de beweging omdat vooral op gemeentelijk niveau de exacte gegevens er (nog) niet zijn? Of zijn er nog geen gegevens omdat het onderwerp toch nog nét niet belangrijk gevonden wordt?

Het is misschien ook heel makkelijk om door gebrek aan gegevens de boot af te houden. Zo van ‘ik kom pas in actie als ik precies weet welke brug aan de beurt is’. Dat moeten we naar mijn gevoel toch zien te doorbreken. Je begint waar je kan beginnen. Het ontbreken van de nauwkeurige gegevens mag geen excuus zijn om dat niet te doen. De cijfers in het Prognoserapport zijn immers nauwkeurig genoeg om te weten dat het veel is.

In een wereld waar gegevens ons niet alles vertellen en de toekomst onzeker is, moeten we beseffen dat we niet altijd kunnen leunen op rapporten en analyses. Het TNO-rapport nummer drie zal ons ook niet haarfijn vertellen welke brug wanneer gebouwd moet worden. Tegelijkertijd zit ook in dit tweede rapport voldoende handelingsperspectief. Er is meer standaardisatie nodig en opdrachtgevers moeten meer bruggen seriematig durven uitvragen.

Veel marktpartijen staan daarvoor open. Als drie gemeenten samen vijftig bruggen hebben weet je zeker dat daar minstens tien van moeten worden aangepakt. Dus sluit als opdrachtgever een contract met drie partijen die daarmee aan de slag kunnen en ga samen de benodigde gegevens genereren. Dan krijgen we ook een systeemverandering. Want als partijen beseffen dat ze nog 4000 van die bruggen moeten aanpakken, dan gaan ze die tien echt anders aanpakken en komen er ook hele andere oplossingen. Inderdaad, dat heet transitie. Een fijne kerst!

Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus

Vlamingen experimenteren met seriematige aanbesteding

“Het is spannend maar tegelijkertijd ook heel uitdagend om met 40 bruggen in één aanbesteding bezig te zijn.” Dat zegt Nele Gheysens coördinator DVM bij het Agentschap Wegen & Verkeer in Vlaanderen. De Vlaamse overheid pioniert met één aanbesteding en één aannemer voor de vernieuwing van veertig vaste bruggen. “Dat is hier nog nooit eerder gebeurd”, zegt Gheysens.

Het onderhoud aan wat in Vlaanderen bekend staat als ‘brokkelbruggen’ loopt, net als in Nederland, achter op schema. “We moeten een groot aantal kunstwerken de komende jaren vernieuwen. De overheid heeft besloten dat als programma aan te pakken omdat iedere brug individueel aanbesteden te veel tijd kost.” Voor de camera van De Bouwcampus legt Gheysens de gekozen werkwijze uit. Over de inzet van de markt is zij positief. “Tijdens de marktconsultatie werd al duidelijk dat de markt hier erg enthousiast over is.” En uiteraard heeft zij ook tips voor haar Nederlandse collega’s. “Durf buiten de vaste paden te treden en laat je goed adviseren.”

‘We hebben een probleem op te lossen’

Ad van Vugt, beheerder en senior specialist kunstwerken bij de gemeente ’s-Hertogenbosch, zegt de vervanging en renovatieopgave van infrastructuur met hoofdletters te schrijven. “De opgave is zo groot dat we met een brug voor brug aanpak de wedstrijd niet gaan winnen.” Hij ziet veel in een regionale aanpak en nam het initiatief om samen met De Bouwcampus met verschillende Brabantse collega’s om de tafel te gaan. “We moeten het met elkaar doen.” Een tweegesprek met Ad van Vugt en transitiemanager Thijs Mackus. “We hebben met elkaar een probleem op te lossen.”

Afgelopen week bracht TNO de herziening van het prognoserapport vervanging en renovatie uit. De kern van het eerste rapport dat in 2021 verscheen staat nog keihard overeind. Er is een enorme inhaalslag nodig om de infrastructuur op het gewenste niveau te brengen en onze steden bereikbaar te houden en onze vaarwegen bevaarbaar. En vooral gemeenten, concludeert TNO in de herziening van het prognoserapport, hebben nog onvoldoende inzicht in de torenhoge kosten voor het vervangen van infrastructuur.  “We zitten in een transitieproces,” beaamt Van Vugt. “We hebben heel veel kunstwerken uit de jaren zestig, zeventig en tachtig die nu aan vervanging toe zijn omdat ze het einde van de theoretische levensduur benaderen. En we hebben een probleem, want we hebben de mensen er niet voor, we hebben het geld er niet voor en we hebben de tijd niet.”

Flinke opgave

Ook Den Bosch kampt met een flinke opgave. Al in 2006 is Van Vugt’s voorganger begonnen om de status van kunstwerken echt inzichtelijk te maken. Voor die tijd werd er vooral geacteerd volgens het piepsysteem. “Als er iets met het kunstwerk aan de hand was gingen we dat herstellen.” Maar alleen al helder krijgen wat je aan kunstwerken hebt, is volgens Van Vugt een hele klus. “Daar heb je echt menskracht voor nodig want je moet archieven

raadplegen en soms zijn er dossiers simpelweg verdwenen. Het digitaliseren is pas sinds de eeuwwisseling begonnen dus er moet veel papier worden gecheckt. En ik zie nog heel veel gemeenten daarmee stoeien.” En niet onbelangrijk het kost ook geld. “Mijn voorganger heeft de gemeenteraad zover gekregen om daar budget voor vrij te maken. Omdat men dat toen belangrijk vond. Maar niet alle gemeenten vinden het even belangrijk. Sharon Dijksma heeft toen zij nog wethouder in Amsterdam was de gevleugelde woorden uitgesproken ‘onderhoud is voor een wethouder nooit sexy’.”

Maatschappelijke randvoorwaarden

Thijs Mackus kan zich dat voorstellen. “Tegelijkertijd zeg je niet voor niets de opgave in hoofdletters te schrijven. Maar de maatschappelijke randvoorwaarden om de vervangings- en renovatieopgave aan te pakken worden door duurzaamheidseisen, stikstofproblematiek en omgevingsinvloeden alleen maar lastiger.” “Eens”, zegt Van Vugt, “in de volle breedte moet het anders. Zoals we het altijd hebben gedaan met één of twee bruggetjes aanbesteden en bouwen daar gaan we de wedstrijd niet mee winnen, dat betekent dus dat we tien of twintig kunstwerken in een keer moeten aanvragen. En daarvoor moeten opdrachtgevers onderling meer samen optrekken. Bijvoorbeeld door de V&R opgave regionaal te bundelen en gezamenlijk op de markt te brengen.”

Voor Van Vugt staat buiten kijf dat de beheerders wat dat betreft de kar moeten trekken. Het is vervolgens aan de markt om met hen kennis en kunde te ontwikkelen. “Wij hebben de markt nodig”, benadrukt Van Vugt, “we moeten het samen doen.” Mackus is het met hem eens. Wel plaatst hij de kanttekening dat de opdrachtgever de juiste condities moet scheppen en om schaal en efficiëntie voordelen te creëren. “Dan denk ik aan mogelijkheden scheppen voor industrialisatie en meer slagkracht en ruimte voor innovaties. En die handschoen moet dan wel op een goede manier door de marktpartijen worden opgepakt. Dat vergt ondernemerschap. En dat is ook het spoor waar we bij De Bouwcampus op zitten, dat marktpartijen de mindset creëren om straks seriematig te kunnen gaan produceren. ” Het op gang brengen van een stroom van vergelijkbare projecten is daarbij essentieel. Maar daarin ziet Van Vugt geen probleem. “Zeker als je het als partij kunt standaardiseren. Natuurlijk is een brug soms wat langer, korter of breder, maar dat kan je aanpassen. Als wij er jaarlijks drie nodig hebben en mijn buurgemeente twee of drie dan heb je als toeleverende partij in één jaar al zes bruggen af te leveren.”

Regionale samenwerking

Samenwerking tussen gemeenten is voor het tweetal dus essentieel. Het is dan ook niet voor niks dat Van Vugt een aantal weken terug samen met De Bouwcampus een aantal gemeenten uit het Brabantse bij elkaar bracht. “Ik heb dat toen gedaan, puur om kennis uit te wisselen en om te kijken waar iedereen staat. Uiteindelijk hebben we met elkaar een probleem op te lossen. Die bijeenkomst maakte duidelijk dat we wat aan elkaar hebben Een een paar aanwezigen zagen wel iets in gezamenlijke aanbesteding en inkoop.” Mackus knikt. “Het was een goede bijeenkomst en we zijn een vervolg aan het voorbereiden om  regionale samenwerking concreter te maken.”

Helpen

Van Vugt neemt een slok van zijn koffie en zegt dan: “Wij als Den Bosch hebben als grotere gemeente een veel grotere organisatie dan veel andere gemeentes. Zo las ik op zeker moment in Brabants Dagblad dat negen van de twaalf verkeersbruggen in een van onze buurgemeenten waren afgekeurd. Ik heb toen gebeld of ik met raad en daad kon helpen. Bleek dat daar één ambtenaar is die verantwoordelijk is voor het asfalt, openbare verlichting en ook nog eens de bruggen. En daarin staat Vught niet alleen want zo zijn er tal van kleinere gemeenten in ons land. Tegelijkertijd”, voegt hij er in één adem aan toe, “zoeken gemeenten ook elders in het land elkaar op. Net als nu bij ons. Weet je, ik haal er ook energie uit. Ik vind het leuk om mensen te helpen. Als ik een probleem heb ben ik ook heel blij als een ander mij kan helpen.”

OPROEP

De Bouwcampus gelooft in regionale samenwerkingen om de V&R opgave aan te pakken. Mackus: “We willen dan ook meer van deze regionale samenwerkingen initiëren en zo de V&R opgave op regionaal niveau een kickstart geven. Gemeenten of samenwerkingsverbanden die ondersteuning of een sparringpartner zoeken kunnen contact met ons opnemen om dit vorm te gaan geven. Uiteindelijk kan men dan van elkaar leren en hoeft het wiel niet telkens opnieuw te worden uitgevonden.”

De Bouwcampus bezoekt Homes Factory

Een gemêleerd gezelschap van corporatiebestuurders, beleidsmedewerkers, architecten, stedenbouwkundigen en de waarnemend directeur generaal van Volkshuisvesting en Bouwen heeft zich op deze druilerige vrijdagmiddag in de fabriek van Homes Factory in Breda verzameld. In samenwerking met Homes Factory heeft De Bouwcampus hier een ‘Transitie in de praktijk’ georganiseerd. “Om,” zoals transitiemanager Atto Harsta het omschrijft, “met elkaar te bekijken waar we staan als het gaat om industriële woningbouw maar vooral ook hoe we het verder kunnen brengen.”

Check hier de reportage van het transitiebezoek.

Met een goede motivatie is veel mogelijk

Croon advocaten zet juridische mogelijkheden seriematige aanpak V&R-opgave op rij

Croon advocaten heeft op verzoek van De Bouwcampus een whitepaper geschreven over de juridische (on)mogelijkheden van een seriematige aanpak van de ‘Vervanging en Renovatie’-opgave in de infrastructuur. Mr. Louisa Engels hoopt dat deze whitepaper het idee wegneemt dat het aanbestedingsrecht een complicerende factor is om de V&R-opgave efficiënter aan te pakken. “Je moet alleen wel vanaf het begin goed voor ogen hebben waarom je meerdere kunstwerken in één uitvraag wil samenvoegen.”

Natuurlijk wist Louisa Engels al bij het begin van het schrijven van de whitepaper dat seriematig aanbesteden mogelijk is. “Wij worden met regelmaat gevraagd om dit soort concepten uit te denken, dus voor ons is dit gesneden koek,” zegt ze lachend. Tegelijkertijd ontdekte zij wel dat onzekerheid bij opdrachtgevers en opdrachtnemers over het juridische aspect toch flink in de weg kan zitten. “Ik merk steeds in de gesprekken over de aanpak van de V&R-opgave dat men er al snel van uitgaat dat het aanbesteden wel weer een complicerende factor zal zijn. Of er hangt in de gesprekken zo’n sfeer van ‘seriematig mag vast niet’ of ‘ik loop vast tegen juridische problemen aan’. Doordat hier niet alleen onzekerheid maar ook onduidelijkheid over blijft bestaan, worden stappen overgeslagen of worden ongelukkige keuzes gemaakt. Terwijl het uitgangspunt, het bundelen van een aantal kunstwerken, prima denkbaar is.”

Vertrekpunt
Het vertrekpunt bij het schrijven van de whitepaper was voor Louisa en haar collega’s
mr. Rikkert Pilaar en mr. Mike Briaire, om vanuit hun specialistische kennis te benadrukken dat er juridisch gezien in principe geen belemmeringen zijn voor een seriematige aanpak. “Mits,” benadrukt Louisa, “je direct het juiste kader kiest en vanuit daar je idee verder uitwerkt. Daarmee voorkom je niet alleen dat je van die ‘blackbox’ twijfels krijgt, maar vooral dat je twee voor twaalf toch juridische bezwaren op je bordje krijgt.”

Intentie
Zo ziet zij in de praktijk vaak gebeuren dat aan de voorkant de intentie ontstaat om bijvoorbeeld de renovatie van een aantal bruggen seriematig aan te pakken. maar pas achteraf daar de doelstellingen bij worden bedacht. “Men gaat het gewoon doen en loopt vervolgens tegen problemen aan, omdat men het seriematig aanbesteden, of clusteren, van die specifieke bruggen niet aan concrete en gerechtvaardigde doelstellingen heeft gekoppeld. Op het moment dat die voorbereidende stappen worden overgeslagen, ben je juridisch risicovol bezig.”

Wat Louisa en haar collega’s in de whitepaper dan ook benadrukken, is dat je juist met die doelstellingen moet beginnen. “Als je die voorop stelt en als een seriematige aanpak daarop een antwoord is, dan loopt het aanbestedingsrecht daar eigenlijk bijna achteraan en biedt daar dan ook ruimte voor. Wij bieden in dit whitepaper de handvatten voor het denkproces vanuit een juridisch perspectief. Wij proberen overheden daarmee ook te inspireren om écht bij het begin te beginnen. Dus: wat wil ik? Wat is mijn behoefte? Wat zijn mijn (neven)doelstellingen? Hoe omvangrijk is de opgave die ons te wachten staat en is een seriematige aanpak daar een geschikte oplossing voor? Een dergelijke inhoudelijke uitgewerkte onderbouwing helpt om de uiteindelijke aanbesteding overeind te houden.”

Een goede motivatie is in haar ogen niet ‘we gaan het gewoon seriematig doen want dan hoeven we het maar één keer aan te besteden’. “We zien als goed ingevoerde specialisten vaak genoeg motiveringen waarvan we denken ‘hier staat heel wat op papier maar er staat eigenlijk niks’.” Volgens de advocate gaat zo’n aanbesteding het dan ook niet redden. “Daar prikken rechters uiteindelijk toch echt doorheen. Maar op het moment dat je aangeeft: ‘dit is mijn opgave en die is voor de traditionele wijze van aanbesteden te groot of te complex’. Of: ‘ik heb een duurzaamheidsdoelstelling’ of ‘ik wil innoveren en daar moet terugverdientijd voor worden gerealiseerd’, heb je een inhoudelijk grondslag waarbij je kan zeggen ‘deze aanpak beantwoordt aan mijn behoefte en mijn bestuurlijke-maatschappelijke doelstellingen’. De doelmatigheid en rechtmatigheid gaan dan hand in hand. Maar als die doelmatigheid er niet is, gaat het ook veel eerder mank op de rechtmatigheid.”

Contracteren
In de whitepaper gaat Croon advocaten niet alleen in op het aanbesteden van een seriematige aanpak maar ook in op hoe je een serie kan contracteren en welke contractvorm passend kan zijn. “Onze ervaring is dat binnen het bestaande juridische kader al heel veel mogelijk is. Die ruimte hoeft alleen maar te worden benut,” benadrukt Louisa. “Het zijn eerder vaak de praktische bezwaren die uiteindelijk een drempel kunnen opwerpen om de stap naar seriematig werken daadwerkelijk te zetten.”

Croon advocaten hoopt met deze whitepaper ook de interne juristen en inkopers aan te spreken. Vaak worden zij pas laat ingeschakeld om bijvoorbeeld juridische afspraken of inkoopvoorwaarden te toetsen. “Wij hopen ze met dit stuk niet alleen te informeren, maar ook te inspireren zodat zij de de betrokkenen bij de V&R-opgave actief kunnen wijzen op de mogelijkheden van een seriematige aanpak. Zo ontstaat er wellicht vanuit een andere hoek een stimulans om de uitvoering van deze grote opgave te bespoedigen.”

Whitepaper lezen
Whitepaper ‘Juridische (on)mogelijkheden seriematige aanpak van de V&R-opgave lezen? Klik dan hier.

Verdiepingssessies
Specifiek voor juristen en inkopers die werken bij of voor overheden organiseren we 4 verdiepingssessies. Meer weten? Klik dan hier om naar onze evenementenpagina te gaan.

Foto Louisa Engels door Wiep van Apeldoorn

Majorie Jans: ‘Zorgen dat de schwung erin blijft’

Als eerste directeur stond zij aan de basis van De Bouwcampus. Nu, zes jaar na haar vertrek, is Majorie Jans terug. Dit keer in de rol van bestuurslid. Daarmee neemt de directeur Transacties en Projecten bij het Rijksvastgoedbedrijf, de plek in van Roger Mol. “Ik heb er zin in. De taak van het bestuur is er om ervoor te zorgen dat de schwung erin blijft.”

Sinds 1 april is ze in haar functie als directeur Transacties en Projecten ook terug op het nest dat Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heet. Ze werkte bij het RVB toen de eerste contouren van De Bouwcampus zichtbaar werden. “De Bouwfraude lag al jaren achter ons maar toch vonden opdrachtgevers en opdrachtnemers het nog moeilijk om met elkaar in gesprek te gaan. Er was een plek nodig waar men elkaar vrijuit kon ontmoeten. Maar vooral ook een ontmoetingsplaats om innovatieve oplossingen te creëren voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen, werken en leven.” Jans werd in 2014 gevraagd om als directeur daadwerkelijk vorm aan De Bouwcampus te gaan geven.

Fantastische periode
Ze kijkt daar met heel veel plezier op terug. “Ik vond het een fantastische periode. Opdrachtgevers en opdrachtnemers die letterlijk in co-creatie met elkaar aan de slag gingen. De marktvisie is bij De Bouwcampus gelanceerd en we zijn de lobby gestart om de bouw meer op de agenda te krijgen. Daar is toen de Bouwagenda uit voortgekomen. Maar ook het Betonakkoord is er ontstaan.” Jans genoot vooral van wat ze het zwaan-kleef-aan effect noemt. “Steeds meer partijen sloten zich aan omdat we over grenzen en vakgebieden heen keken. En dat doet De Bouwcampus natuurlijk nu nog steeds. Het kan namelijk altijd duurzamer, multifunctioneler, flexibeler én toekomstbestendiger.”

In 2017 nam ze afscheid van De Bouwcampus om beleidsdirecteur Huisvesting en Facilitymanagement en Chief Procurement Officer (CPO) te worden bij de Staf Korpsleiding van de Nationale Politie. Wel is ze De Bouwcampus altijd blijven volgen. “Maar je gaat je opvolgers natuurlijk nooit voor de voeten lopen.” Overigens zegt ze destijds wel haar vraagtekens te hebben gehad toen besloten werd om de focus te leggen op de drie beleidsterreinen, bebouwde omgeving, infrastructuur en stedelijke ondergrond. “Ik vroeg mij af of daarmee de bouw in z’n volle breedte wel kon worden bereikt? Inmiddels is mij duidelijk geworden dat dit wel het geval is en heb ik de drie velden omarmd.”

Opgaven
Als geen ander ziet Jans dat de opgaven op alle terreinen zo groot zijn, dat een andere manier van werken noodzakelijk is. “Of we het nu hebben over de aanpak van de infrastructuur, het bouwen van voldoende woningen of wat er in de grond moet gebeuren om de energietransitie mogelijk te maken. Dan is het belangrijk dat opdrachtgevers en opdrachtnemers sámen optrekken. Dat opdrachtgevers weten wat ze aan de markt kunnen en moeten vragen. En de markt op zijn beurt weet wat ze kunnen bieden. Ik zie ook dat binnen de drie opgaven van De Bouwcampus de woningbouw veel van infra kan leren en omgekeerd. Die crossovers biedt De Bouwcampus de sector en dat is natuurlijk geweldig.”
Over een antwoord op de vraag wanneer in haar ogen een transitie geslaagd is, moet ze heel even nadenken. Dan zegt ze: “Naar mijn idee als iets normaal wordt. Dat een nieuwe of andere aanpak helemaal is ingeburgerd en niemand er meer over na hoeft te denken. Tegelijkertijd”, voegt ze eraan toe, “blijft het altijd in beweging en moet de sector altijd op de nieuwe toekomst blijven anticiperen. Zeg maar, de transitie van de transitie. Het blijft levendig en een transitie is daardoor ook nooit echt af.”

Bekendheid
Waar volgens Jans nog wel een flinke uitdaging ligt is het vergroten van bekendheid van De Bouwcampus. “Het beeld dat de buitenwacht van De Bouwcampus heeft is soms nog heel diffuus. Hier bij het Rijksvastgoedbedrijf zijn er ook vast nog heel wat collega’s die geen idee hebben. Uiteindelijk is het ook van belang voor de transitie dat we wat er hier gebeurt, in de volle breedte onder de aandacht brengen. We moeten partijen blijven boeien. Dat betekent naar mijn idee dat we de succesfactoren moeten delen en veel inspirerende voorbeelden laten zien.”

Ze kijkt uit naar haar nieuwe rol als bestuurslid van De Bouwcampus. “Ik ga mij daar de komende tijd goed in verdiepen. Het is ik ook belangrijk om als bestuur te kijken naar wat er goed gaat en waar we een volgende stap kunnen en moeten zetten. Ik zeg altijd: ‘we moeten op de boeggolf blijven surfen en zorgen dat de schwung erin blijft’.”

Foto Erik Jansen

KUBR maar mee

De basisgedachte bij het ontstaan van De Bouwcampus was het stimuleren van samenwerking tussen de partijen in de gehele keten om zo alle beschikbare kennis aan te boren. In de reguliere werkprocessen ontstaat zelden een open gesprek over de grote vraagstukken van Nederland en wat de sector daaraan kan bijdragen. Juist dat was en is nog steeds de ambitie van de Bouwcampus om de transitie naar een ander systeem te laten slagen.

Zo organiseren we al enige tijd het Young Professional platform waarin vele brancheverenigingen in de sector samenwerken en gezamenlijke activiteiten organiseren. De droom was daar samen één platform voor te hebben en niet ieder voor zich iets te ontwikkelen. TVVL beschikte zelf al over het digitale platform TVVL Connect. In relatief korte tijd is dat uitgegroeid tot een platform waarop kennis wordt gedeeld en actieve community ’s zijn gevormd rond thema’s als energieopslag en klimaattechnieken. Het mooie van TVVL Connect is dat iedereen gratis bij het platform kan aansluiten. Iets wat ruim 2500 gebruikers al hebben gedaan.

TVVL Connect is deze maand opgegaan in een nieuw platform, een samenwerking van TVVL, Techniek Nederland, Bouwend Nederland en De Bouwcampus. Want toen we het over een gezamenlijk platform hadden stak TVVL zijn vinger op. De organisatie, en dat is in de sector niet alledaags, wilde wel over de eigen schaduw springen en stelde het platform open voor iets nieuws.

En dat nieuws is dus KUBR. Op KUBR.nl kan iedereen die dat wil informatie halen en vooral brengen over actuele thema’s zoals onder andere de energietransitie, circulariteit, installatietechniek en opdrachtgeverschap. Het enige dat je ervoor hoeft te doen is gratis een profiel aanmaken en aangeven in welke terreinen van de bouwsector jij geïnteresseerd bent. Op basis van jouw profiel krijg je een eigen pagina met voor jou relevante informatie. En natuurlijk kun je bijdragen op KUBR te plaatsen en in groepen meediscussiëren. Ik ben ervan overtuigd dat we met KUBR verder bouwen aan een sector die echt maatschappelijke meerwaarde heeft. Dus na Googelen krijgen we een nieuw werkwoord: Kubberen. KUBR jij ook mee?

Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus