Skip to main content

Auteur: Mandy Schutz

Met inzicht werken met MPG-berekeningen

Ben jij actief met MPG-berekeningen en wil je sneller, consistenter en met meer inzicht werken? Op donderdag 2 oktober 2025 organiseert MRPI samen met de ontwikkelaars een hackathon/workshop rond MPG Master en de MRPI Sketchtool. Van 14.00 tot 17.00 uur ben je welkom aan de Einsteinbaan 1 in Nieuwegein voor een middag vol praktijk, uitwisseling en verdieping.

Tijdens deze bijeenkomst ga je hands-on aan de slag met beide tools op realistische praktijkcases. Je deelt ervaringen met andere professionals: welke werkmethodes werken goed in jouw organisatie, en waar loop je tegenaan? Bovendien zijn de ontwikkelaars zelf aanwezig om je vragen te beantwoorden en feedback mee te nemen.

De workshop is bedoeld voor iedereen die regelmatig MPG-berekeningen maakt, zoals werkvoorbereiders, calculators, projectleiders, duurzaamheidsadviseurs, LCA-specialisten, modelleurs en vergunningverleners. Ook architecten, ontwikkelaars en zelfstandige adviseurs zijn van harte welkom.
Waarom je dit niet wilt missen? Je verdiept je kennis met tips uit eerste hand, ontdekt hoe je je rekenwerk slimmer en consistenter kunt aanpakken én je breidt je netwerk uit met collega’s en toolontwikkelaars.

Klik HIER voor aanmelden

Joost Engelhart vindt De bouwstenen een flinke stap in de goede richting

Toen Joost Engelhart (Antea Group) gevraagd werd om mee te doen aan de ontwikkeling van bouwstenen voor seriematig aanbesteden hoefde hij niet lang na te denken. “De komende jaren krijgen we te maken met een steeds groter wordende schaarste aan vakmensen en bouwmaterialen. Als ik mijn steentje bij kan dragen aan een oplossing, dan doe ik dat graag.”

Hij houdt zich dan ook al zo’n kwart eeuw bezig met alles wat te maken heeft met contracten. Nu zet hij ook zijn kennis en kunde in voor de ontwikkeling van bouwstenen voor seriematig aanbesteden. Deze bouwstenen helpen overheden en marktpartijen om aanbestedingen overzichtelijker en werkbaarder te maken.

Overheden en marktpartijen kunnen de bouwstenen dan ook gebruiken om een seriematige aanbesteding vorm te geven. Engelhart licht toe: “We nemen elementen van seriematig aanbesteden en verwerken die in een bouwsteen. Denk aan contractvormen, selectieprocedures en gunningscriteria, eigenlijk alle onderdelen die nodig zijn om een aanbesteding in te richten. Partijen krijgen zo een idee hoe ze de bouwsteen in hun eigen situatie kunnen toepassen.”

Volgens hem is seriematig aanbesteden essentieel om de sector toekomstbestendig te maken. “Door projecten te bundelen creëren we continuïteit, benutten we kennis beter en leren we sneller van eerdere ervaringen. Het levert meer efficiëntie op, minder verspilling van tijd en middelen én meer ruimte om innovaties toe te passen.”

Samenwerking als grootste uitdaging

Toch is seriematig aanbesteden nog geen vanzelfsprekendheid. Samenwerking blijkt vaak de grootste hobbel. “Het lijkt makkelijk, maar zodra belangen botsen, wordt het ingewikkeld. Bij de opdrachtgever/opdrachtnemer-relatie zie je dat duidelijk terug. Daarnaast is er verschil in risicoperceptie: overheden zijn risicomijdend, terwijl aannemers soms risico’s nemen om werk aan te nemen om vervolgens na opdracht sterk op de risico’s te sturen. Dat vraagt om vertrouwen in elkaar, en dat vertrouwen moet je zorgvuldig opbouwen.”

Ook de samenwerking tussen overheden onderling is complex. “Kleinere gemeenten beschikken vaak niet over een voldoende groot areaal om zelfstandig een portfolio samen te stellen. Tegelijkertijd hebben wethouders van verschillende gemeenten ieder hun eigen verantwoordelijkheden. Dat maakt het lastig om gezamenlijk op te trekken in projecten.”

De rol van de bouwstenen

De bouwstenen zijn bedoeld om deze drempels te verlagen. “Ze zijn zo volledig mogelijk waardoor er geen losse eindjes meer zijn. Daarmee vormen ze een concreet kader voor het aanbestedingsproces, dat per situatie ingevuld kan worden.”

Voor Engelhart springt één bouwsteen er bovenuit: “Samenwerkende opdrachtgevers. Zonder die samenwerking lukt het niet. Die bouwsteen is misschien wel de meest uitdagende, maar ook de meest cruciale.”

Binnen de werkgroep wordt gewerkt aan een generieke casus die herkenbaar is voor alle overheden. “Dat helpt om de bouwstenen effectiever in te vullen en om de verbinding ertussen te behouden. Uiteindelijk draait het om transparantie en verwachtingsmanagement, van de eerste behoefte tot de oplevering.”

Cultuur- en systeemverandering kost tijd

Engelhart verwacht dat seriematig aanbesteden de komende jaren steeds belangrijker wordt. “Het succes hangt volledig van de samenwerking af. Vertrouwensrelaties zijn essentieel, en we moeten tools ontwikkelen om die samenwerking te ondersteunen. Het gaat om een cultuur- en systeemverandering, en dat kost tijd.”

De rol van ingenieursbureaus kan daarin groter worden dan nu het geval is. “Wij hebben vaak een te secundaire positie. Terwijl onze kennis juist een sleutelrol kan spelen in het ondersteunen van samenwerking, zonder dat we risico’s hoeven te dragen. Die waarde mag serieuzer genomen worden.”

Flinke stap in goede richting

Engelhart ziet de inzet van De Bouwcampus als een belangrijke beweging. “Ik hoop dat de bouwstenen helpen om de transitie in de sector écht in gang te zetten. Ze zijn ontwikkeld met alle stakeholders en getoetst aan juridische en bestuurlijke kaders. Als overheden ermee aan de slag gaan, kunnen ze concrete stappen zetten. Het is een flinke stap in de goede richting.”

Zijn advies aan opdrachtgevers die met seriematig aanbesteden aan de slag willen?
“Vertrouw op de bouwstenen. Ze zijn bedoeld als hulpmiddel om keuzes te maken. Concreet, bruikbaar en effectief. Precies wat nodig is om seriematig aanbesteden te laten slagen.”

Samenwerken aan een duurzame en veilige sector: TNO als partner

Toen Lisa Swaalf, adviseur bij TNO, en Willy Peelen, Principal Infrastructuur bij TNO, werden gevraagd om betrokken te zijn bij De Bouwcampus, hoefden ze niet lang na te denken. “De sector staat voor enorme uitdagingen: we moeten infrastructuur vernieuwen, circulair werken en rekening houden met energietransitie,” zegt Peelen. “Als TNO kunnen we die opgave versnellen door kennis te delen en samenwerking te stimuleren en innovaties snel op te schalen, en daar is De Bouwcampus een uitstekend platform voor.”

Inmiddels is Swaalf naast haar werk bij TNO transitiemedewerker bij De Bouwcampus. Ze zag al snel dat de twee rollen elkaar versterken. “Bij TNO richt ik mij op levensduuronderzoek van bruggen en lange termijn onderhoudsplannen. Bij De Bouwcampus kijk ik juist naar het grotere plaatje: hoe kunnen we decentrale overheden en marktpartijen bij elkaar brengen en kennis laten delen? Het gaat erom dat we iedereen aan tafel krijgen, het zogenaamde ‘whole system in the room’-principe, zodat we kennis kunnen delen, samen oplossingen kunnen ontwikkelen en toepassen.”

Swaalf benadrukt ook het effect op samenwerking: “Assetmanagers, verkeersmanagers, ingenieursbureaus en overheden zitten vaak in hun eigen bubbel. Bij De Bouwcampus brengen we die werelden bij elkaar, zodat kennis beter wordt toegepast en innovaties sneller door de sector kunnen worden opgepakt.”

Partnerschap

Voor TNO biedt het partnerschap kansen die volgens Peelen elders niet beschikbaar zijn. “Onze corebusiness is kennis,” zegt Peelen. “Maar we zijn een relatief klein team. We kunnen de sector niet in zijn geheel organiseren, dus aansluiten bij een platform als De Bouwcampus geeft ons de mogelijkheid om impact te maken, zonder dat we helemaal zelf alle partijen bij elkaar hoeven te brengen.”

Swaalf voegt toe: “We werken nu veel met Rijkswaterstaat, daarnaast willen we ook meer kleinere partijen en decentrale overheden betrekken. Door samen te ontwikkelen en kort cyclisch te werken, kunnen we innovaties sneller opschalen en gereed maken voor de praktijk.”

Een concreet voorbeeld is het koppelen van assetmanagement en verkeersmanagement. “Vroeger werkten die groepen bijna volledig gescheiden,” legt Swaalf uit. “Nu brengen we ze samen in droomsessies en regionale bijeenkomsten, zodat ze kennis kunnen delen en lange termijnplannen beter op elkaar aansluiten. Vervolgens kan ik die uitkomsten weer terugbrengen in mijn werk bij TNO.”

Leren en ontwikkelen

Naast kennisdeling biedt De Bouwcampus in de ogen van Swaalf ook kansen voor persoonlijke en professionele groei. “Voor mij gaat het niet alleen om de technische inhoud,” vertelt zij. “Het organiseren van regionale bijeenkomsten, droomsessies en transitieprojecten helpt haar nieuwe vaardigheden te ontwikkelen. “Ik leer hier over procesmatig werken: hoe organiseer je een bijeenkomst, hoe krijg je mensen in beweging, hoe verbind je verschillende disciplines? Dat verrijkt mijn werk bij TNO enorm.”

Peelen benadrukt de strategische meerwaarde: “Het helpt ons te zien wat er speelt in de vernieuwingsopgave van de sector, hoe verschillende partijen samenwerken en waar kansen liggen om onze rol in de veiligheid van de netwerken en kennisopschaling te versterken.”

Toekomst

Beide TNO-experts zien een belangrijke rol voor De Bouwcampus in de toekomst van de sector. “De Bouwcampus kan als aanjager blijven fungeren en partijen samenbrengen,” zegt Peelen. “Onze rol blijft gericht op kennis en veiligheid, terwijl De Bouwcampus innovatie en samenwerking faciliteert.”

Swaalf voegt toe: “Voor mij persoonlijk biedt het veel kansen om te leren van nieuwe werkvormen, strategieën en transitie-experts. Ik kijk uit naar de komende droomsessies en regionale bijeenkomsten, waar ik zelf ook verantwoordelijk voor ben. Het is een dynamische en inspirerende omgeving.”

Vertrouw op het partnerschap

Voor organisaties die overwegen partner te worden, heeft het duo een duidelijke boodschap: “Het netwerk is ontzettend waardevol,” zegt Swaalf. “Je komt in contact met andere partijen en ziet hoe de hele sector werkt. Het is een kans om te leren, bij te dragen en te innoveren.”

Peelen knikt en zegt: “Vertrouw op het partnerschap. Gebruik het als een middel om kennis op te doen, te delen, samenwerking te versnellen en uiteindelijk echte impact te maken in de sector.”

Tussen wal en schip

Schuiven met planningen is in de bouw al jarenlang schering en inslag. Een vergunning laat op zich wachten, een opdrachtgever wijzigt zijn wensen, of er duiken onverwachte knelpunten op in de uitvoering. Gevolg: de planning moet opnieuw.

Het hoort er inmiddels bij, lijkt het. Maar wat vaak over het hoofd wordt gezien, is wat dat betekent voor de partijen die verderop in de keten zitten, met name de toeleveranciers. Zij zijn ‘de stille slachtoffers’ van een sector waarin flexibiliteit aan de voorkant ten koste gaat van leverbetrouwbaarheid aan de achterkant.

Het is een terugkerend patroon: de bestelling voor gevelelementen, kozijnen of badkamersets wordt gedaan, productie wordt opgestart, magazijnen gevuld… en dan schuift het project op. De bouw is er nog niet klaar voor, vergunningtrajecten nog niet rond of er speelt iets anders. En de aannemer weet zelf niet precies wanneer het wel zover is. En de toeleverancier? Die kijkt het aan, rekent door, slaat tijdelijk op, als dat al kan natuurlijk. Maar bovenal hoopt hij dat het uiteindelijk nog ergens goed komt.

In een traditionele bouwpraktijk is dat misschien nog tot daaraan toe. Maar in de opkomende wereld van industriële woningbouw, waar woningen in fabrieken seriematig van de band rollen, werkt dit niet meer. Daar is continuïteit cruciaal. Fabrieken draaien op planning en afname. Als die wordt verstoord, ontstaan niet alleen voorraadproblemen, maar komt de hele businesscase onder druk te staan. Met alle gevolgen van dien voor de opschaling waar we met z’n allen zo hard op inzetten.

Het wordt tijd dat we het schuiven in planningen niet langer als onvermijdelijk accepteren. Natuurlijk is de bouw complex, met veel afhankelijkheden en onzekerheden. Maar dat mag geen vrijbrief zijn voor vrijblijvendheid. Juist in ketens waarin samenwerking en onderlinge afstemming essentieel zijn, moeten we afspraken maken die niet bij het eerste zuchtje tegenwind worden losgelaten.

Wie serieus werk wil maken van industrieel bouwen, moet net zo serieus werk maken van een betrouwbare planning én van het respecteren daarvan. Anders blijven toeleveranciers tussen wal en schip vallen. En wie denkt dat de sector dat lang volhoudt, vergist zich ernstig.

Nynke Sijtsma
Directeur De Bouwcampus

Doe mee aan de grote V&R enquête

Om een goed beeld te krijgen van hoe decentrale overheden met de Vervanging en Renovatieopgave van infrastructuur omgaan, heeft De Bouwcampus een landelijke enquête uitgezet. De enquête moet inzicht geven hoe gemeenten, provincies en waterschappen de opgave organiseren, waar zij tegenaan lopen, welke kansen zij zien en waar de energie zit om samen te vernieuwen.

Nederland staat voor een grote uitdaging: het vervangen en renoveren van verouderde infrastructuur zoals bruggen, wegen, viaducten en kademuren. Deze V&R-opgave is niet alleen technisch van aard, maar vraagt ook om bestuurlijke keuzes, goede samenwerking en toekomstgericht denken.

Met deze enquête hopen we inzicht te krijgen in hoe de V&R-opgave wordt aangepakt in de praktijk. We zijn benieuwd naar hoe prioriteiten worden gesteld, welke knelpunten er zijn op het gebied van financiering, capaciteit, samenwerking en datagebruik, en waar het juist goed gaat. Tegelijkertijd willen we de urgentie van de opgave breder onder de aandacht brengen én initiatiefnemers en vernieuwers vinden die willen bijdragen aan kennisdeling, vernieuwing of samenwerking. De resultaten vormen ook een belangrijke bouwsteen voor het organiseren van regionale bijeenkomsten over dit onderwerp.

Als je meedoet aan de enquête ontvang je later een terugkoppeling van de resultaten, inclusief inzicht in landelijke én regionale trends. Je krijgt bovendien de kans om eigen hulpvragen, behoeften of goede voorbeelden te delen en uitgenodigd te worden voor bijeenkomsten waarin we samen verder werken aan een toekomstbestendige infrastructuur.

De enquête is bedoeld voor iedereen bij gemeenten, provincies en waterschappen die werkt aan of verantwoordelijk is voor infrastructuur. Van assetmanagers en beleidsadviseurs tot projectleiders en bestuurders – jouw perspectief telt.

DOE MEE aan de Grote V&R-enquête en help ons bouwen aan een veerkrachtige en toekomstbestendige infrastructuur.
Ga hier naar de Grote V&R-enquête

Industriële woningbouw écht in beweging

Een groep van De Bouwcampus, digiGO, het ministerie van VRO en BouwLab R&DO naar het noorden, op werkbezoek bij twee krachtige voorbeelden van industrieel bouwen: Heijmans en Startblock.

In de ochtend bezochten we de woningfabriek van Heijmans in Heerenveen. Véronique Leenhouwers (Manager Klant & Markt Horizon) gaf ons inzicht in het woningconcept Horizon én een indrukwekkende rondleiding door de fabriek. We zagen woningmodules van dichtbij en een metselrobot in actie.

In de middag bezochten we het allereerste project van Startblock: 16 betaalbare woningen in Emmeloord. Aanvankelijk neergezet als tijdelijke woningen maar die nu, na overleg met de gemeente, permanent blijven staan. Daarna volgde uiteraard nog een kijkje in de woningfabriek van Startblock zelf.

Wat ons opviel? De fabrieken draaien, de wil is er, de techniek is op orde. En toch… beide producenten bouwen onder hun capaciteit. Waarom? De bottleneck zit niet in de fabriek, maar in de keten:

trage besluitvorming
aanbestedingen die niet aansluiten op conceptueel bouwen
gebrek aan vroegtijdige samenwerking
We sloten de dag af in het Natural Pavilion in Almere, waar we alle inzichten verzamelden.

De woningnood in één klap oplossen

Het debat over de woningnood blijft hangen in één refrein: bouwen, bouwen, bouwen. Natuurlijk, we moeten blijven bouwen. Maar als dat het enige antwoord is, stellen we naar mijn idee niet de juiste vragen.

Want wat als het vinden van woningen minstens zo belangrijk is als het bouwen ervan? Rijksbouwmeester Francesco Veenstra zei het onlangs treffend: als we 5 procent van onze bestaande voorraad beter benutten, lossen we de woningnood in één klap op. Vijf procent! Dat is optoppen, splitsen, transformeren, delen. Dat is meters maken zonder een weiland vol te zetten.

En toch? Toch richt vrijwel alle aandacht, beleid, programma’s én financiële middelen zich nog op nieuwbouw. In strategieën staat het benutten van de bestaande bouw vaak wel genoemd, maar we doen er niet of nauwelijks iets mee. Dat is echt een gemiste kans. Want het is sneller, goedkoper en duurzamer.

De opgave is niet: óf het een, óf het ander. De opgave is: én bouwen, én benutten. En vooral: het benutten veel serieuzer nemen dan we nu doen. Want je kunt nu eenmaal sneller een zolderkamer verhuren dan een hele woonwijk bouwen. Je kunt vandaag nog beleid aanpassen dat splitsen of optoppen mogelijk maakt. Je kunt morgen beginnen met het ombouwen van een leeg kantoor.

Maar wie trekt dit? In mijn ogen: iedereen die in Nederland bouwt. Gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, publiek én privaat. Kijk nog eens goed naar je eigen voorraad. Wat is er mogelijk? Wat kun je nu doen? En ja, er zijn ongetwijfeld obstakels. Van aansluitingen tot hypotheekvoorwaarden, van wetgeving tot verzekeringen. Maar regels kun je aanpassen. En dat kost toch vaak minder tijd dan het opstellen van een nieuw bestemmingsplan met al z’n besluitvormingsprocessen.

Laten we dus vanaf nu de potentie van de bestaande bouw serieus nemen. Niet als bijvangst, maar als volwaardige pijler onder de woningbouwopgave. Want wie het kleine niet eert…

Nynke Sijtsma

Young professional Ian van den Brink: “Laten we onze krachten bundelen”

Ian van den Brink, Projectcoördinator bij de NVDO (Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud), wil jongeren enthousiasmeren voor het onderhoudsvak. Dat is hard nodig, gezien de vergrijzing én de kennis die daardoor verdwijnt. Maar minstens zo belangrijk vindt hij samenwerking. Vanuit die dubbele ambitie sloot NVDO zich aan bij het Young Professional Netwerk (YPN).

NVDO is de branchevereniging voor onderhoudend Nederland. De grootste Europese vereniging in haar soort vat haar werk in twee pijlers samen: kennis en kennissen. “Kennis halen en brengen, en netwerken. Dat is waar onze vereniging om draait.” De leden? “Iedereen die met onderhoud bezig is,” aldus Van den Brink. “Onze achterban bestaat uit 325.000 onderhoudsprofessionals”.

De gemiddelde leeftijd ligt relatief hoog. “We onderzoeken dit jaarlijks in ons Onderhoudskompas, waaruit blijkt dat de gemiddelde leeftijd binnen de onderhoudssector 46 jaar is, tegenover het landelijke gemiddelde van 42 jaar. Dus die instroom moet echt omhoog, dat mag duidelijk zijn.” Het YPN biedt daarvoor niet alleen inspiratie, maar ook een platform voor samenwerking met andere sectoren. “Wat wij heel belangrijk vinden is die samenwerking met andere verenigingen.”

Van JPV naar YPN
“Al in 2015 stond NVDO aan de wieg van een soort voorganger, Jong Professionals Verenigd (JPV). “We organiseerden jaarlijks een goedbezocht jongerenfestival om onderhoud een prominente rol te geven in alle disciplines,” zegt Van den Brink. “Onderhoud zien we als de spil in het technische proces: van ontwerp tot sloop en hopelijk snel tot hergebruik.”

“Tijdens de pandemie werd het contact met onze achterban voornamelijk beperkt tot webinars. Die organiseren we nu nog steeds. In het staartje van de pandemie kwam ik bij NVDO werken en wilden we JPV weer nieuw leven inblazen.” Toen kwam Van den Brink in contact met Itzél Zuiker van Jong Bouwend Nederland. “Zij vertelde me over het YPN. We hadden twee opties: zelf doorgaan, of aansluiten bij een breder netwerk. Omdat wij echt in die brede samenwerking geloven en het niet slim is om steeds hetzelfde te doen met dezelfde partijen in net andere groepen, besloten we ons aan te sluiten bij het YPN.”

Constante factor
Sindsdien is NVDO nauw betrokken bij het YPN. “We hebben geen enkel overleg gemist en de afgelopen jaren hebben we een paar succesvolle transitietours georganiseerd. Voor de volgende transitietour zijn wij als NVDO kartrekker.” Maar het netwerk gaat verder dan alleen evenementen organiseren. Na al die jaren weten de leden elkaar steeds beter te vinden. “Als ik nu een vraag heb, weet ik wie ik moet bellen. Zeker als het gaat om de constante groep partijen die er altijd bij zijn. Van den Brink hoopt dat die constante factor erin blijft: “Want dat is ontzettend belangrijk en hartstikke leuk.”

Werken in kleine groepen
Om ideeën concreet te maken, is het YPN overgestapt op werken in kleine groepen. “Met vijftien mensen vergaderen is soms best lastig. Dus we hebben aparte groepen voor bijvoorbeeld de Transitietour en een interviewreeks met jongeren. Zo kun je echt stappen zetten.” Na de zomer staat de volgende vergadering gepland en worden de plannen scherp gesteld. Maar belangrijk bij de samenwerking met zoveel verschillende partijen, zegt hij: is om ver vooruit te plannen.

Thema’s van nu en straks
AI en digitalisering zijn volgens Van den Brink thema’s die nu enorm leven. “Iedereen kent ChatGPT en gebruikt het weleens. Maar gaat dat ook structureel helpen bij uitdagingen die we als sector hebben, zoals personeelstekort?”

Daarom zet NVDO sterk in op kennisdeling. “Best practices verzamelen en met elkaar delen doen we het hele jaar, en we hebben nu een nieuwe manier van samenwerken: Denktanks.” Een belangrijk thema daarin is verjonging. “Uit ons Onderhoudskompas blijkt dat een derde van de bedrijven ontevreden is over het niveau van de instroom. En dat hoorde mijn collega Ellen den Broeder ook terug in de gesprekken met onze leden.” Om daar iets aan te doen is de Denktank onderwijs opgestart. Daarnaast start na de zomer een denktank over, met en voor jongeren. “Iedereen boven de 35 die meedoet, moet iemand meenemen van onder de 35 jaar. Die mensen zijn straks onze nieuwe collega’s. Dan is het goed als ze nu al meedenken.”

Het zijn thema’s die iedereen raken. “We zitten allemaal op een kantelpunt: hoe nu verder? Welke tools geef je je achterban? Hoe ondersteun je ze bij al die transities?” Het YPN-netwerk biedt ruimte om daar samen over na te denken. “Zo kun je elkaar een stapje verder helpen.”

Misschien is dat wel de grootste les van Van den Brink: “Dat we als partijen meer tegen dezelfde obstakels aanlopen dan je denkt. We hebben allemaal grote uitdagingen dus je staat er niet alleen voor.”

Samen vooruit
“De kracht van het netwerk? Dat je verder kijkt dan alleen je eigen silo,” zegt Van den Brink. “Bij zo’n evenement komen verschillende achterbannen samen en die komen ook weer met elkaar in contact. Zo kan je multidisciplinair van elkaar leren. Je bent op een gegeven moment in dezelfde fase aan het optrekken. Dan vraag je elkaar: ‘Hoe doen jullie dat?’ Zo kom je samen een stapje verder.”

Zijn oproep aan andere verenigingen en organisaties? “Laten we onze krachten bundelen. Zo kunnen we als keten het stigma doorbreken en laten zien dat ons werkveld echt leuk is voor jongeren.”

Jezelf aanmelden voor het YPN netwerk? Stuur een mailtje naar Linde Janssen met als onderwerp “Aanmelden YPN netwerk” Linde.Janssen@debouwcampus.nl

Young professional Itzél Zuiker: “We hebben elkaar nodig om écht iets te veranderen”

Itzél Zuiker is verenigingsmanager van Jong Bouwend Nederland. Haar belangrijkste missie? “De stem van de jongere generaties gehoord maken.” Het Young Professional Netwerk (YPN), waar De Bouwcampus initiatiefnemers van is, sluit daar goed op aan. Via het YPN verbindt ze zich met andere jonge professionals uit de bouw- en infrasector, én daarbuiten.

In haar rol bij Jong Bouwend Nederland (JBN) houdt Zuiker zich bezig met strategie, communicatie, activiteiten, interne lobby én het uitdragen van de missie. “Ik probeer vooral de stem van de jonge generaties onder onze leden zichtbaar te maken. Zij hebben duidelijke ideeën over thema’s die spelen in de sector,” vertelt Zuiker. Dat sluit goed aan bij het YPN dat zich richt op herkenbare thema’s zoals duurzaamheid, ondernemerschap, veiligheid en samenwerken in de keten. “Wat is de kracht van onze generatie? Hoe dragen wij bij aan die thema’s?”

Leren van elkaar
Zuiker is al een paar jaar aangesloten bij het YPN. “Voor mezelf is het een heel nuttig en leuk netwerk. Je leert van anderen hoe zij het aanpakken met een jonge achterban. Ik vind het echt waardevol om van anderen te horen: hoe doen zij mijn werk, maar dan in een andere organisatie? Binnen haar eigen organisatie is ze de enige met deze rol. “Dus het is heel fijn om dat soort dingen te kunnen bespreken met andere ambassadeurs van jongerennetwerken en te spiegelen. Net als het agenderen van bepaalde onderwerpen,” merkt Zuiker op. “Dat je ziet dat die spelen bij verschillende brancheverenigingen. Het is een heel laagdrempelig netwerk.”

Breder dan bouw en infra
Binnen het YPN worden verbanden gelegd over sectorgrenzen heen. “Je denkt ook breder dan alleen bouw of infra, je spreekt bijvoorbeeld ingenieurs en architecten,” zegt Zuiker. Ook voor haar leden ziet ze de meerwaarde. “Ik vind het belangrijk om hen een sectoroverstijgend netwerk te bieden.” Daarnaast speelt herkenning een rol. “Het netwerk bestaat uit leuke mensen en zit je vaak in dezelfde levensfase wat herkenning geeft. Dat maakt het makkelijk om te brainstormen over dingen als: hoe kunnen we duurzamer samenwerken, of meer digitalisering voor elkaar krijgen?”

Wat ze uit het netwerk meeneemt? “We hebben elkaar nodig om dingen te veranderen. Ik merk dat het daarom heel belangrijk is om connecties te hebben. Maar ook dat netwerken op verschillende niveaus gebeurt: op directieniveau, de connectie tussen verschillende organisaties en onder jongeren. Je merkt dat het iets oplevert. Inhoudelijk, maar ook in hoe makkelijk je elkaar weet te vinden tussen organisaties. Dat is ook waardevol voor JBN.”

Activiteiten en plannen
Zuiker nam onder meer deel aan de transitietour in regio Amersfoort/Utrecht. “Dat ging over de keten zichtbaar maken. Je krijgt meer slagkracht samen en kruisbestuiving tussen vakgebieden. Tijdens de tour bezochten we projecten rondom energie, waaronder het defensieterrein. Daar kregen we een casus over energieopwekking. Onze ideeën zijn ook echt meegenomen in de plannen.”

Op de agenda van YPN staat een interviewreeks. “Om de stem van jonge mensen te laten horen, hoe zij impact maken,” legt Zuiker uit. Thema’s waar Zuiker zich graag op richt zijn onder andere, samenwerken in de keten en de kracht van de jongere generatie. “Hoe verschillende generaties leren, en hoe ze anders aankijken tegen samenwerken. Inhoudelijk hebben we samen voldoende kennis, maar op gebied van samenwerken kunnen we denk ik zeker nog impact maken.”

Voor andere verenigingsmanagers van jongerennetwerken heeft ze een praktische tip: “sluit aan bij de belevingswereld van jouw leden. Combineer altijd een goed inhoudelijk programma met een sociale activiteit. Uiteindelijk is het meest waardevol het contact met elkaar.”

Kennismaken?
“Het netwerk is er voor iedereen die zich jong voelt en zich bezighoudt met positieve impact maken in deze mooie sector. Wil je aansluiten en meepraten? Je bent van harte welkom om een keer mee te kijken,” besluit Itzél. Op de hoogte blijven van wat er gebeurt in het Young professional Netwerk? Schrijf je hier in om uitnodigingen en updates te ontvangen.

Operatie Backstage: “Vraag jezelf als opdrachtgever eens af: zou jij jezelf een leuke klant vinden?”

Het aantal inschrijvingen op aanbestedingen daalt. Marktpartijen schrijven minder vaak in, zijn selectiever en kiezen bewuster. Wat maakt een opdracht wél aantrekkelijk? En hoe ziet het besluitvormingsproces van opdrachtnemers er eigenlijk uit? Tijdens de tweede editie van Operatie Backstage, in De Kompaen in Oirschot, gaven zes marktpartijen een open inkijk in hun afwegingen.

“We kiezen voor projecten die passen bij onze manier van werken. We willen het liefst het hele project, van A tot Z,” zei Hans de Wit van Damsteegt tijdens zijn inleiding. Hij schetste met een knipoog de ‘ideale opdracht’: “tien minuten reistijd, onbeperkt budget, nul concurrentie.”

De lach in de zaal maakte al snel plaats voor serieuze gesprekken. Over hoe bedrijven strategische keuzes maken, over de rol van opdrachtgevers in het aantrekkelijk maken van projecten, en over het belang van werkplezier, continuïteit en wederzijds vertrouwen.

Capaciteit als rode draad

Opvallend was de mate waarin capaciteit, of beter het gebrek daaraan, een rode draad vormde in alle gesprekken. De tijd dat bedrijven op honderden aanbestedingen inschreven, ligt achter ons.

Danny Boer van SPIE benadrukte dat projecten passen bij de strategie van het bedrijf en dat er ruimte moet zijn om kennis in te zetten en te leren. “We toetsen projecten aan onze strategie: zit er uitdaging in? Kunnen we onze kennis inzetten? Is er ruimte om te leren?”

Ook Hans de Wit van Damsteegt benadrukte het belang van keuzes maken. “We maken bewust keuzes. Mensen zijn schaars, en dus moeten we projecten kiezen waar we écht het verschil kunnen maken. En waar we het hele project kunnen doen, van ontwerp tot uitvoering.”

Voorspelbaarheid

Voor BAM Infra Nederland en het samenwerkingsverband Savera zit de crux in voorspelbaarheid en schaal. Patrick Kemperman van BAM licht toe: “Wij richten ons op grote Design & Construct-projecten, waarbij alles telt: CO₂-doelen, industrialisatie, samenwerking. Dan moet je weten waar je aan toe bent. Vage tijdspaden, ‘ergens in Q1 of Q2’, zijn funest. Wij plannen jaren vooruit.”

Geert-Jan van Oosterhout van Savera bevestigt dat beeld. “Een voorspelbare opdrachtgever stijgt op de ladder van aantrekkelijkheid. Als je duidelijk bent over wanneer een uitvraag komt en wat er verwacht wordt, dan vergroot je de kans dat wij inschrijven.”

Maar het gaat niet alleen om planningen of contractvormen. Het gaat ook om houding. Danny Boer van SPIE: “Een opdrachtgever die risico’s durft te bespreken, in gesprek blijft en écht samen wil werken, heeft bij ons een streepje voor.”

Duurzame relaties

Het gesprek ging opvallend vaak over iets dat in aanbestedingen vaak tussen de regels verdwijnt: menselijkheid. Olaf Dirkx van Wagemaker: “We kiezen steeds vaker voor klanten in plaats van projecten. Het gaat ons om duurzame relaties, waarin we kunnen leren, ontwikkelen en samen groeien.”

Een ogenschijnlijk klein gebaar, zoals een opdrachtgever die langskomt met een appelflap als dank, werd meermaals aangehaald. “Dat lijkt klein, maar het zegt zóveel,” aldus Hans de Wit van Damsteegt. “Het laat betrokkenheid zien. Onze mensen voelen zich dan gewaardeerd.”

Ook Floris Eenink van TAUW benadrukte het belang van zingeving: “Een goed project is een happy project. Met inhoudelijke impact, een klant die weet wat hij vraagt, en ruimte voor onze mensen om te groeien.”

Vijf terugkerende afwegingen

De sessies leverden niet alleen anekdotes op, maar ook een helder profiel van wat een project aantrekkelijk maakt voor marktpartijen. Vijf afwegingen kwamen steeds terug:

Continuïteit en volume: Langdurige samenwerking en een stevige projectportefeuille zijn aantrekkelijker dan losse klussen.
Beheersbaarheid van risico’s: Realistische eisen, heldere verdeling van verantwoordelijkheden, en openheid over onzekerheden.
Relatie en samenwerking: Vertrouwen, betrokkenheid en korte lijnen wegen zwaar.
Match met strategie en mensen: Projecten moeten passen bij de koers van het bedrijf én bij wat medewerkers motiveert.
Transparantie in scope en planning: Een heldere, voorspelbare uitvraag vergroot de kans op een kwalitatieve inschrijving.
“Wij plannen tendercapaciteit jaren vooruit,” aldus Geert-Jan van Oosterhout van Savera. “Dan kun je alleen meedoen als een project echt aansluit. En als de uitvraag op tijd, duidelijk en eerlijk is.”

Open gesprekken

Wat Operatie Backstage laat zien, is dat succesvolle aanbestedingen niet ontstaan uit regels en formats, maar uit open gesprekken. De bijeenkomst bracht die dialoog tot leven: opdrachtnemers die durfden te zeggen waarom ze afhaken, opdrachtgevers die openstonden voor kritiek, en deelnemers die elkaar verrasten met inzichten.

“Vraag jezelf als opdrachtgever eens af: zou jij jezelf een leuke klant vinden?” stelde Floris Eenink van TAUW. “Dan weet je vaak al het antwoord.”

Vruchtbare kruisbestuiving op tweede Damwandendag

Met veel enthousiasme gingen meer dan zestig specialisten op het gebied van damwanden met elkaar in gesprek tijdens de tweede Damwandendag in Nieuwegein, die 17 juni j.l plaatsvond. Deze ‘bijeenkomst van koplopers die vernieuwing durven brengen in de sector’ werd een vruchtbare kruisbestuiving tussen opdrachtgevers, aannemers, adviseurs, ingenieurs en toeleveranciers.

Op het hoofdkantoor van de Koninklijke Metaalunie klinkt trompetgeschal. Correctie: trombonegeschal. Op muzikale wijze worden de aanwezigen door Leo Oosterveen, (De Bouwcampus) aangespoord om plaats te nemen in de zaal waar, na een eerdere editie op 12 november 2024, de tweede Damwandendag wordt gehouden. Het doel van de bijeenkomst: het verder verbeteren van de ketensamenwerking door middel van speciale werkgroepen die in twee sessies van drie kwartier een of meerdere thema’s voor hun rekening zullen nemen.

Vergezicht

De dag begint met een vergezicht van Susan Vos (Rijkswaterstaat) en Hein van Laar (Vereniging van Waterbouwers). Hoe staat de sector er over tien jaar bij? Vos: “De toekomst is nog een soort droom, waarin alles in een flow gaat, maar waar intussen ook allerlei nieuwe inzichten zijn opgedaan. Wat is bijvoorbeeld de levensduur van een damwand? Dat weten we nu nog niet.” Ook Van Laar ziet een toekomst voor zich waarin de samenwerking ‘optimaal’ is: “Over tien jaar zullen we zeggen: het is maar goed dat we tien jaar geleden met die werkgroepen gestart zijn!”

Oosterveen loopt samen met mede-organisator Tijs Bergmans (De Bouwcampus) de vorderingen langs die het afgelopen halfjaar zijn gemaakt. Zo zijn er werkgroepen, platforms en communities opgezet. Oosterveen: “We zijn echt verder dan de meeste werkgroepen misschien denken.”

Presentaties

Dan is het de beurt aan achtereenvolgens aannemer Sytse Koopmans (Werkgroep Circulariteit), Mark van Berchum (Vernieuwing Contractlandschap), Freark van der Sluis (Samen Leren en Innoveren) en Bart Boers (Inspectie & Monitoring, onder de naam Werkgroep Levensduur) om een korte presentatie te geven over de voortgang van hun respectievelijke werkgroep.

Koopmans deelt een aantal observaties ten aanzien van andere werkgroepen die in het veld actief zijn, maar zoekt nog naar focus; waar kan de Werkgroep Circulariteit zich binnen het thema het beste op richten?

Van Berchum gaat de komende maanden de bestaande contractvormen inventariseren en inzichtelijk maken, want: “Er zijn veel verschillende contract- en aanbestedingsvormen, wat op zich niet erg is, maar de gekozen vorm past niet altijd bij de opgave. Daarbij staat de vorm vaak in de weg van nieuwe ideeën.”

Van der Sluis heeft de knelpunten in een volzin als volgt samengevat: ‘Het gebrek aan uniformiteit en eenduidigheid in processen, richtlijnen, rekenmodellen en werkwijzen tussen verschillende organisaties belemmert de effectieve voorbereiding en uitvoering van damwandconstructies, waardoor gezamenlijke vervangingsopgave, duurzaamheidsdoelen en ontwikkeling van innovaties niet of onvoldoende worden behaald. Ook is het idee ontstaan om naast de werkgroep, waarvan het lastig is gebleken om voldoende deelnemers te werven, tevens een klankbordgroep te starten.

Boers legt het accent op data: “We vergaren data door middel van inspectie, monitoring en APK-checks, maar waar gaat die data naartoe? En hoe kom je eraan, als je een damwand gaat ontwerpen? Daarnaast werkt iedereen volgens een eigen methode en worden de APK-checks dus op verschillende manieren uitgevoerd.”

Marktplaats

Na een korte koffiebreak sluiten de aanwezigen zich aan bij een van de vier werkgroepen, waarbij de ‘wet van de twee voeten’ geldt: verplaats je naar een andere tafel als je niets leert of bijdraagt. Dat is niet aan dovemansoren gericht. Sommige groepen vallen in kleinere groepjes uiteen om bepaalde onderwerpen uit te diepen, om daarna weer op te gaan in de hoofdwerkgroep. De onderwerpen die ingebracht worden zijn dan ook legio. Duurzaamheid. Vervangingsbeleid. Innovatie, en vooral: wat voor soort innovatie? Contracten en protocollen. Ondernemersrisico’s. Certificatie. Wanneer is het areaal goed genoeg? Inventarisatie van oude constructies. Waar moet de nul-meting aan voldoen? De markt, die zich sneller ontwikkelt dan ingenieursbureaus kunnen bijhouden. Transparantie en de angst ervoor. Zo passeren een flink aantal discussiepunten de revue.

Na afloop van deze ‘marktplaats van ideeën’ worden de belangrijkste inzichten met de rest gedeeld. Sytse Koopmans: “Waar we op zijn uitgekomen is dat we eigenlijk de commerciële belangen zouden moeten loskoppelen en we ons gezamenlijk moeten focussen op het logische belang. Dat betekent wel dat je daar iets onafhankelijks voor nodig hebt. Daar zouden we de komende tijd met elkaar aan kunnen werken.”

Mark van Berchum: “De rode draad is samenwerking. We moeten als hele keten een perspectief hebben voor de lange termijn. Alleen dan kunnen we dingen goed gaan organiseren. Ook moeten we de link leggen met andere werkgroepen, bijvoorbeeld op het gebied van circulariteit en certificering, zodat we een nog betere kruisbestuiving krijgen.”

Freark van der Sluis: “Het overkoepelende belang dat we hebben is duurzaamheid. Dat moeten we nog centraler gaan neerzetten. En waar we ook achter zijn gekomen: we denken binnen de sector nog steeds teveel vanuit staal. Dat is een, maar zeker niet de oplossing. We moeten onze ogen openhouden voor de mogelijkheden van hout.”

Bart Boers: “We zien dat de normen om te inspecteren dermate bekneld zijn dat er van alles mogelijk is, maar heel veel niet wordt gedaan. De wens is dan ook om een duidelijke richtlijn te formuleren en daarvoor een nul-meting te maken – waarin je meteen de gegevens meeneemt die de ontwerper nodig heeft.”

Blinde vlekken

De afsluitende woorden zijn voor Susan Vos en Hein van Laar. Vos: “Ik ben heel blij met hoe het is gegaan vandaag en wat het heeft opgeleverd. De discussie over hout en staal heeft mij best wel aan het denken gezet. Bij Rijkswaterstaat wordt er al snel gezegd dat hout niet kan, maar is dat geen blinde vlek van ons? En zien we misschien meer blinde vlekken over het hoofd?”

Van Laar: “Wat ik heb gemerkt is dat er toch nog wel angst zit op het loslaten van dingen die we al vele jaren op een bepaalde manier aanpakken. Ik zou zeggen: laat het los! Ik ben ervan overtuigd dat wanneer we als keten goed samenwerken, dat je als opdrachtgever uiteindelijk minder betaalt en we als keten meer verdienen.”

Een derde Damwandendag staat vooralsnog niet op de planning. Het is dan ook de bedoeling dat de werkgroepen zelfstandig doorgaan en hun bevindingen terugkoppelen. Mocht je je willen aansluiten bij een van de werkgroepen, meld je dan aan via dit formulier.

Nederland staat voor een megaklus: verouderde bruggen en wegen vragen om versnelling

‘Vervanging en vernieuwing van wegen en bruggen zijn noodzakelijk. Volgens deskundigen is zelfs versnelling nodig om Nederland bereikbaar te houden.’ Zo luidt het artikel in EW magazine, waarin ook Transitiemanager Harald Versteeg van De Bouwcampus het woord krijgt.

De enorme opgave rondom verouderde bruggen, tunnels en wegen laat zich niet langer uitstellen. Niet alleen de Galecopperbrug en Van Brienenoordbrug staan symbool voor wat ons te wachten staat. Het is een landelijk vraagstuk dat miljarden vraagt, en waarvoor volgens TNO en de Rekenkamer het geld én de mensen momenteel ontbreken.

Versteeg: “We moeten toe naar een seriematige, efficiënte aanpak. Niet omdat het kan, maar omdat het móét. De huidige manier van projectmatig werken redt het niet meer.”

De provincie Noord-Holland laat zien hoe het anders kan met het programma Samen Slimmer Renoveren en Vervangen. Groepsgewijze aanbestedingen, standaardisatie en samenwerking moeten daar leiden tot versnelling en kwaliteit. Tegelijk zijn er zorgen: hoe blijft het mkb aangesloten bij deze beweging?

Lees het volledige artikel over de vernieuwingsopgave van de Nederlandse infrastructuur, de risico’s bij uitstel en de kansen van een industriële aanpak op ewmagazine.nl

Richard Pijpelink over de kracht van een gelijkwaardige samenwerking

Richard Pijpelink (Managing Director Istimewa) werkt samen met de Provincie Noord-Holland aan een indrukwekkend staaltje samenwerking in de natte infra. “De klik was er meteen, en wat er werd beloofd, is ook waargemaakt,” vertelt hij daarover. Samen met de provincie werkt Istimewa aan het seriematig automatiseren en renoveren van bruggen en sluizen in de provincie. En in de Transitiemotor op 11 juni komt hij daarover vertellen.

De basis voor de samenwerking werd gelegd na een eerdere aanbesteding van de provincie in 2016. Destijds waren de verwachtingen en werkwijzen van de betrokken partijen nog niet optimaal op elkaar afgestemd. “Dat leverde waardevolle lessen op,” blikt Richard terug. “Voor beide partijen werd duidelijk dat een andere aanpak nodig was.”

Toen er enkele jaren later opnieuw een aanbesteding werd uitgeschreven, werd al snel duidelijk dat de provincie deze kans greep om het anders te doen. “Wat mij opviel, was de oprechte intentie van Provincie Noord-Holland om echt in te zetten op samenwerking. We hebben veel gesprekken gevoerd met de directie, en daaruit sprak een duidelijke koerswijziging. Voor mij was dat het moment waarop ik dacht: dit wil ik, hier geloof ik in.”

Waargemaakte beloftes

De beloftes die toen zijn gedaan, zijn volgens Richard waargemaakt. “We werken met korte lijnen, hebben een goede overlegstructuur en zetten het projectresultaat steeds centraal. Het is echt een samenwerking geworden, geen wij-zij-verhaal. Dat heeft alles te maken met hoe het contract is opgezet. We kregen binnen de raamovereenkomst ruimte om zelf de scope van het werk te bepalen, ontwerpen en plannen te maken en risico’s in te schatten. Zo begin je goed voorbereid aan het werk, en dat werkt. Het resultaat is een schaalbare aanpak waarmee de provincie de V&R-opgave structureel en toekomstgericht aanpakt.”

Zo koos de provincie voor een seriematige aanpak, waarbij bruggen en sluizen in samenhang worden aangepakt. “Dat past ons als een jas,” vertelt Richard. “Als de aanpak klopt en de uitvoering praktisch is ingericht, kun je daar enorm succesvol mee zijn. Binnen het projectteam en de directielagen is echt sprake van gelijkwaardigheid. En alle prikkels die tegen het gezamenlijke resultaat inwerken, zijn eruit gehaald.”

Een belangrijk onderdeel van het succes is volgens Richard dat er ruimte is voor zogenoemde meekoppelkansen. “We kijken continu: als we hier toch aan het werk zijn, kunnen we dan iets extra’s meenemen? Dat stimuleert eigenaarschap bij onze mensen. Ze willen iets moois achterlaten, niet het minimale doen. Dat enthousiasme werkt aanstekelijk.”

Snel schakelen

Voor Istimewa is het ook een manier van werken die goed aansluit bij hun eigen organisatie. “We hebben alles in huis, van tender tot ontwerp, van uitvoering tot engineering. Met een compact, flexibel team kun je veel aan. Onze mensen zijn gewend verschillende petten op te zetten. Zo kunnen we snel schakelen, zonder telkens nieuwe mensen aan te trekken.”

De uitdaging bij seriematig werken ligt volgens Richard in het vasthouden van de energie. “Het is een langlopend traject, en na de tweede of derde brug kun je denken: dit kunstje kennen we wel. Maar dan moet je juist scherp blijven. Hoe blijf je gemotiveerd, benut je ieders talent en geef je ook jong talent de kans om in te stappen en te groeien?”

Vertrouwen en eigenaarschap

Wat de samenwerking met de Provincie Noord-Holland in zijn ogen echt bijzonder maakt, is het onderlinge vertrouwen. “Vertrouwen is niet te koop, dat moet je opbouwen. Door te doen wat je zegt en te zeggen wat je doet ontstaan er geen verassingen. Daarnaast organiseren we samenwerkingsdagen en investeren we tijd om elkaar te leren kennen. Als het op één samenwerkingslaag misgaat, heeft dat impact op het hele project. Daarom bespreken we signalen meteen. Korte lijnen, dat maakt het verschil.”

Zijn ervaringen met deze wijze van werken heeft voor hem de lat hoog gelegd voor toekomstige projecten. “Ik ben verwend, zo voelt het echt. Alles liep zoals je hoopt dat het loopt. Daarom ben ik nu ook kritischer bij nieuwe contracten. Ik wil dit niveau van samenwerking evenaren. Dat betekent: vooraf bespreken hoe je met tegenslagen omgaat, kijken of de opdrachtgever echt wil meedenken en of het contract ruimte biedt.”

Zijn boodschap voor de sector is dan ook helder: “Stop met traditionele aanbestedingen. Ze kosten te veel tijd, geld en menskracht. Kies voor raamovereenkomsten, selecteer op competentie en samenwerking in plaats van op prijs. En durf het gesprek aan te gaan over hoe je echt samenwerkt.”

Meer weten over dit project en hoe het bundelen van kennis en expertise de sleutel is tot succes in de infrastructuursector. Bekijk de Transitiemotor hier terug

Centrale bediening van bruggen en sluizen in Noord-Holland: succes door samenwerking

Provincie Noord-Holland laat vijfentwintig bruggen en sluizen aansluiten op de bedieningscentrale in Heerhugowaard. Deze aanpak, die meerdere bruggen en sluizen tegelijk moderniseert, blijkt een succesvolle oplossing voor de groeiende uitdagingen in het beheer van infrastructuur. “We waren op zoek naar een manier om efficiënter en voorspelbaarder om te gaan met de opgave van onze objecten,” vertelt projectmanager Gerrit Jansen (Provincie Noord-Holland). “Door kennis en ervaring te bundelen, konden we een voorspelbare, seriematige aanpak ontwikkelen die resulteerde in kostenbesparingen, een hogere kwaliteit en veiligere bruggen en sluizen.”

De provincie Noord-Holland koos ervoor om de bediening van de bruggen en sluizen vanuit één centrale locatie te sturen, wat niet alleen de doorstroming van het verkeer verbetert, maar ook leidt tot aanzienlijke efficiëntievoordelen. De provincie koos ervoor om dit seriematig aan te pakken. Het idee achter de seriematige aanpak om deze opgave aan te pakken is simpel: meerdere objecten tegelijk aanpakken, waardoor de organisatie- en werkdruk wordt verlaagd en de uitvoerbaarheid van projecten wordt verbeterd.

“Dit was een bewuste keuze,” legt Jansen uit. “We wilden de complexiteit van iedere brug of sluis loslaten en gezamenlijk werken aan de integrale aanpak van meerdere objecten. Dit creëerde ruimte voor innovatie en verbeterde communicatie tussen alle betrokkenen. Een belangrijke pijler was om niet te focussen op contracten, maar op de samenwerking met onze partners, de menskant en hun expertise.” Deze nieuwe werkmethodes brachten de provincie in contact met partners zoals Yunex Traffic en Istimewa Elektro, die hun deskundigheid inzetten om het project te realiseren.

Praktische en slimme adviezen

Bij het kiezen van partners keek de provincie Noord-Holland niet alleen naar prijs, maar ook naar samenwerking en adviserend vermogen. “We zochten partijen die actief meedachten over de uitvoering en bereid waren hun kennis te delen,” vertelt Jansen. “Dit leidde niet alleen tot het opstellen van gezamenlijke risico- en financieel beheersplannen, maar ook het delen van slimme, praktische adviezen. Praktische, slimme adviezen vanuit ervaring werden in de praktijk veel meer gewaardeerd dan theoretische benaderingen. Dat maakte het project echt anders dan andere aanbestedingen,” voegt Jansen toe.

Flexibiliteit en transparantie

De samenwerking met Istimewa en Yunex Traffic bleek bijzonder succesvol, vooral door de flexibiliteit en inhoudelijke deskundigheid die zij meebrachten. “Als er zich problemen voordeden, zoals de gevolgen van de oorlog in Oekraïne of leveringsproblemen, stond Istimewa klaar om met ons mee te denken en oplossingen te vinden. Dit zorgde ervoor dat we de planning konden blijven volgen,” zegt Jansen. “Flexibiliteit en transparantie waren essentieel voor het succes van dit project. We deelden alles: van uurprijzen tot inkoopkosten en marges. Zonder die lange-termijnrelatie zou dit niet mogelijk zijn geweest.”

Uitdagingen

Zoals bij elk groot project waren er ook struikelblokken. Een belangrijke uitdaging was het vast houden aan de strakke planning. Het wereldwijde tekort aan materialen, zoals PLC’s (digitaal computersysteem dat wordt gebruikt voor het besturen en automatiseren van machines) bracht vertragingen met zich mee. Toch werd er een oplossing gevonden: door met Istimewa afspraken te maken over overblijvende materialen, durfde we via verschillende kanalen in te kopen. “We moesten wel flexibel zijn, maar ook vasthouden aan onze doelstellingen. Iedere tegenslag werd samen opgelost,” legt Jansen uit.

Daarnaast was er aan het begin van het project ook ruimte voor innovatie, maar dit moest wel binnen de strikte planning passen. “Innovatie, zoals de pragmatische toepassing van de Machinerichtlijn dat zelfs heeft geleid tot een nieuwe CROW-handreiking, kan alleen worden doorgevoerd als deze zich over meerdere objecten uitbetaalt en tijdig wordt opgepakt. Daardoor wordt het proces niet verstoort. Het is belangrijk om de juiste balans te vinden tussen efficiëntie en innovatie. Soms moet je keuzes maken om het werkproces niet te verstoren en is het beter niet te innoveren.”

Terugblik op de samenwerking

Als men terugkijkt op de samenwerking, is er grote tevredenheid over het bereikte resultaat. Het project heeft niet alleen de beoogde kostenbesparingen gerealiseerd, maar ook een cultuur van samenwerking en transparantie geïntroduceerd. “De continuïteit van het projectteam was een van de grootste succesfactoren. De betrokkenheid van het team was enorm, waardoor er sprake was van grote continuïteit,” zegt Jansen. De gezamenlijke focus op het behalen van het doel zorgde voor een positieve werkcultuur en een succesvolle afronding van het project.

Conclusie

Het project van de centrale bediening van bruggen en sluizen in Noord-Holland is een voorbeeld van hoe seriematig werken, in combinatie met duurzame samenwerking en kennisdeling, kan leiden tot betere resultaten. Door meerdere objecten tegelijkertijd aan te pakken, wordt niet alleen de efficiëntie en voorspelbaarheid verbetert, maar wordt ook ruimte gecreëerd voor innovatie en duurzame oplossingen.

Meer weten over dit project en hoe het bundelen van kennis en expertise de sleutel is tot succes in de infrastructuursector. Meld je dan aan voor de TransitieMotor op 11 juni. Aanmelden kan via deze link.

Bevriezen of ontdooien?

Dat het kabinetsbesluit om de huren in de sociale sector te bevriezen veel losmaakt, is begrijpelijk. Voor woningcorporaties betekent dit immers een forse beperking van hun financiële armslag.

Zonder indexering lopen zij miljarden aan toekomstige inkomsten mis, wat direct hun investeringscapaciteit ondermijnt. En dus de bouw van nieuwe woningen en het verduurzamen van bestaand bezit vertraagt. Dat Aedes naar de rechter stapt, is dan ook geen verrassing, maar een noodsignaal.

Tegelijkertijd laat deze kwestie ook iets anders zien: hoe complex en kwetsbaar het systeem is geworden. We hebben sociale huurwoningen tot een aparte economische categorie gemaakt, met eigen regels, garanties en afhankelijkheden. Daardoor kunnen maatregelen die op het eerste gezicht huurders moeten beschermen, juist averechts uitpakken. Want wie profiteert er uiteindelijk van als corporaties zich gedwongen voelen woningen te verkopen aan beleggers? In wijken waar ooit betaalbare woningen stonden, zien we nu appartementen terugkomen met een prijskaartje van vier ton of meer.

Er is dus méér aan de hand. Het huidige systeem is als een Jenga-spel waar de overheid in de afgelopen jaren telkens houten blokjes uittrekt en daarmee de financiële huishouding van corporaties instabieler maakt. Denk bijvoorbeeld aan het heffen van de vennootschapsbelasting. En ook de financiële beoordelingssystematiek via het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) met Interest Coverage Ratio’s (ICR) en Loan to Value’s, maakt corporaties afhankelijk van huurstromen, terwijl ze tegelijk worden aangespoord hun bezit te verkopen om middelen vrij te maken. En dat gebeurt dan niet zelden aan partijen die wél rendement nastreven. Zo verdwijnt de sociale woning uit de voorraad, terwijl de vraag naar (betaalbare) woningen groeit.

Misschien moeten we het besluit om de huren te bevriezen ook als momentum zien om terug te gaan naar de kernvraag: wie draagt verantwoordelijkheid voor betaalbare woningen? En zijn onze instituties en regels daarop nog wel ingericht? In tijden van woningcrisis is het niet genoeg om oude afspraken te verdedigen of incidenteel te corrigeren. Het is tijd om het systeem onder de loep te nemen. Want misschien zit de oplossing niet in harder duwen, maar in slimmer ontwerpen.

Nynke Sijtsma, directeur De Bouwcampus

Deze column verscheen eerder al in Cobouw

Van blind vervangen naar slim beheren: Hans Speksnijder over slimme monitoring van Damwanden

Hans Speksnijder is technisch-commercieel adviseur bij EMHA en sinds kort deelnemer van de werkgroep ‘Damwanden’ waar vijf subgroepen onder vallen. Monitoring en inspectie is er daar één van. Wat begon als een zoektocht naar grip op de conditie van damwanden, is inmiddels uitgegroeid tot een stevig plan met concrete actiepunten, brede samenwerking en een duidelijke boodschap: “Vervangen is niet altijd nodig. Data geeft ons de handvatten om écht te kiezen wat nodig is.” Op 17 juni presenteren de werkgroepen hun voortgang tijdens de Damwandendag. Speksnijder geeft alvast een inkijkje.

Eerst was er vooral veel onduidelijkheid. “Bij de start van het traject zagen we dat beheerders geen zicht hadden op de staat van hun damwanden. Er werd nauwelijks gesproken over inspectie of monitoring, het ging vooral over levensduur en hergebruik. Maar hoe kun je daar iets over zeggen als je de huidige staat niet kent?”

In de praktijk leidt dat in zijn ogen tot dure keuzes. “Veel provincies vervangen nu standaard damwanden omdat ze geen criteria hebben om anders te handelen. Dat is vaak helemaal niet nodig. Met goede monitoring kunnen we aantonen welke damwanden er nog jaren mee kunnen. Dat scheelt kosten, materiaal én capaciteit.”

Gezamelijke oplossing

De werkgroep brengt expertise uit inspectie, monitoring en productie samen.  Sinds de start zijn de werkgroepleden al meerdere keren samen gekomen. “We hebben een plan opgesteld, zijn bezig met een flowchart en hebben een actieplan uitgewerkt. Belangrijk onderdeel is het benaderen van opdrachtgevers, van Rijkswaterstaat en provincies tot grote gemeenten. We willen achterhalen of zij het gebrek aan data wel als probleem ervaren. Daaruit ontstaat de basis voor een gezamenlijke oplossing.”

Die samenwerking is volgens Speksnijder cruciaal. “We hebben een groep die het hele speelveld overziet: van sensortechnologie tot praktische inspectie. Dat maakt het mogelijk om met realistische voorstellen te komen die aansluiten op de praktijk van beheerders. Het gaat erom dat zij geholpen worden.”

Belangrijk moment voor de sector

Tijdens de Damwandendag op 17 juni presenteert de werkgroep hun aanpak en de eerste resultaten. “We laten zien waar we nu staan, en vooral: wat beheerders zelf kunnen doen. Welke informatie hebben ze over hun damwanden? Wat ontbreekt nog? En hoe kun je dat op een slimme, gestructureerde manier gaan organiseren?”

Volgens Speksnijder is het een belangrijk moment voor de hele sector. “De manier waarop we omgaan met damwanden bepaalt straks hoe opdrachten worden gegund. Als je niet meegaat in deze nieuwe werkwijze, gebaseerd op data en monitoring, loop je straks achter. Dit is het moment om aan te haken.”

Meedenken én meedoen

Wat hoopt hij zelf te bereiken na 17 juni? “Dat opdrachtgevers aan de slag gaan met een monitorings- en inspectieprogramma. En dat we een centrale plek creëren, een dataloket, waar informatie over damwanden samenkomt. Dan kunnen ingenieurs op basis van feiten adviseren of iets vervangen, behouden of herstelt moet worden.”

En voor wie nog twijfelt of ze zich moeten aanmelden? Speksnijder is duidelijk: “Als jij bezig bent met beheer, ontwerp of uitvoering van damwanden, dan móet je hier zijn. Dit is de plek waar nieuwe lijnen worden uitgezet en waar je direct kunt meedenken én meedoen.”

De aanmeldingen voor de Damwandendag 2025 zijn gesloten.

Behoud van historische grachten vraagt om samenwerking en lef

In het kader van de City Deal Tijdloze Grachten werken gemeenten, rijksoverheid, marktpartijen en kennisinstellingen samen aan het toekomstbestendig maken van Nederlandse grachten. Niet door alles te vervangen, omdat het oud is, maar juist door slim te behouden en renoveren. “We willen grachten die met hun tijd meegaan, zonder hun karakter te verliezen,” zegt Annemarij Kooistra, programmamanager van de City Deal. “Dat vraagt lef, samenwerking en een nieuwe manier van denken.” Op 21 mei is ze een van de sprekers tijdens de TransitieMotor.

De uitdaging waar veel steden voor staan is groot. Ouder wordende kademuren, bruggen en sluizen in historische grachtenstelsels vragen om actie. Maar dat hoeft niet altijd met grootschalige vervangingsprojecten.

“We zien een duidelijke verschuiving naar behoud en renovatie,” aldus Kooistra. “Het vraagt minder materiaal, veroorzaakt minder overlast en is vaak circulair. Daarnaast behoud je de cultuurhistorische waarde van een gebied, maar het is wél complexer.”

Omslag in denken

Voor veel gemeenten betekent deze aanpak een omslag in denken. “We zijn gewend om risico gestuurd te werken,” legt Kooistra uit. “Bij nieuwbouw weet je precies wat je krijgt. Renovatie is lastiger te plannen. Je werkt met bestaande structuren, vaak met beperkte documentatie. Dan moet je leren omgaan met onzekerheden.”

Daarvoor is niet alleen technische kennis nodig, maar ook een andere manier van organiseren. “Onze werkprocessen zijn vaak nog gericht op nieuwbouw. Voor renovatie is een andere manier van rekenen, ontwerpen en samenwerken nodig.”

Kennisdelen

Om die omslag mogelijk te maken, is samenwerking essentieel. Binnen de City Deal delen deelnemende partners hun kennis en ervaringen met elkaar. Ook wordt er waar nodig gewerkt aan het doorbreken van bestaande regels en procedures.

“Als je in transitie bent, moet je dingen anders doen,” zegt Kooistra. “Dat kun je niet alleen. Binnen de City Deal brengen we partijen bij elkaar die al ervaring hebben met deze aanpak. Zo kunnen ze elkaar versterken en samen nieuwe werkwijzen ontwikkelen.”

Een concreet voorbeeld is het principe van de launching customer. “Gemeenten die als eerste een innovatieve aanpak proberen en vervolgens helpen om die oplossing onder de aandacht te brengen bij een breder publiek.”

Grachtendagen

Een belangrijk onderdeel van de City Deal zijn de zogenaamde Grachtendagen. Tijdens deze bijeenkomsten worden actuele thema’s opgepakt, zoals de combinatie van renovatie met vergroening of klimaatadaptatie. “We werken dan in workshops en rollenspellen aan echte casussen,” vertelt Kooistra. “Dat helpt partijen om elkaar beter te begrijpen en tot integrale oplossingen te komen.”

Tijdens de tweede Grachtendag, in Den Haag, stond bijvoorbeeld de koppeling van stedelijke opgaven en renovatie centraal. Door gezamenlijke systeembenaderingen ontstaan oplossingen die breder zijn toe te passen.

Vanaf de start is kennisdeling een speerpunt. De City Deal heeft een tijdelijk karakter, maar wil blijvende impact maken. “We zijn ons ervan bewust dat het hier niet mag stoppen. Daarom denken we nu al na over manieren om kennis structureel te borgen, zodat ook andere gemeenten ermee aan de slag kunnen.”

Vooruitkijken: tijdloze grachten in een moderne stad

De ambitie van de City Deal reikt verder dan de looptijd van het programma. “We willen dat behoud en renovatie een vaste plek krijgen in het denken van gemeenten; dat de partners die met gemeenten werken ook deze slag maken en dat ze elkaar weten te vinden als het lastig wordt, ook na 2028 als de City Deal klaar is.”

Voor partijen die nog twijfelen over deze aanpak, heeft ze een duidelijke boodschap: “Het hoeft niet allemaal in één keer, pak het stap voor stap aan. Als je het samen aanpakt, krijgt je investering meer waarde.”

Kom naar de TransitieMotor

Ben je enthousiast geworden en wil je meer weten over deze aanpak? Tijdens de TransitieMotor op 21 mei vertellen Annemarij Kooistra en Bart Ypma (Directeur programma bruggen & kademuren van de Gemeente Amsterdam) meer!

Van slopen naar vernieuwen: Amsterdamse aanpak Bruggen en Kademuren biedt hoop voor de sector

Bart Ypma is directeur van het programma Bruggen en Kademuren van de gemeente Amsterdam. Een traject dat in korte tijd is uitgegroeid tot een voorbeeld van hoe innovatie, onderzoek en een pragmatische aanpak de koers van een grote infrastructurele opgave volledig kan veranderen. “We gingen van ‘alles is stuk’ naar ‘lang niet alles hoeft vervangen’,” vertelt hij. “Dat klinkt simpel, maar daar zit een stevig stuk onderzoek, discussie en verandering van denken achter.” Op 21 mei is Ypma één van de sprekers tijdens de TransitieMotor. Hij geeft nu alvast een voorproefje.

Aanvankelijk leek het alsof honderden kilometers aan kademuren en honderden bruggen in Amsterdam moesten worden vervangen. “Die urgentie kwam voort uit incidenten, inspectieresultaten en rekenmodellen die niet goed aansloten op de Amsterdamse situatie. Veel modellen waren bijvoorbeeld gebaseerd op betonnen bruggen, terwijl wij hier vooral te maken hebben met oude bruggen op houten funderingen.”

Maar toen de stad stevig investeerde in onderzoek en monitoring, bleek de werkelijkheid genuanceerder. “We vonden houten palen van 300 jaar oud die nog puntgaaf uit de grond kwamen. En de modderige ondergrond in Amsterdam bleek constructief toch steun te geven. Dat veranderde alles.” In plaats van slopen en vervangen, werd renovatie en behoud het nieuwe uitgangspunt. “Vroeger haalden we alles weg, nu zeggen we: als je een grachtenpand kunt behouden, waarom dan niet ook de kademuur ernaast?”

Deze nieuwe manier van denken vergde echter wel wat tijd om intern en extern geaccepteerd te krijgen. “De ingenieurswereld is risicomijdend, en terecht. Maar de opgave was zo groot dat we ons wel móesten afvragen: kan het ook anders?”

Tweesporenbeleid

De schaal van de opgave werd een voordeel. “Met zoveel bruggen en kademuren konden we experimenteren en innoveren. En dat hebben we ook gedaan, bijvoorbeeld door intensief te monitoren met satellietbeelden en nieuwe contractvormen te ontwikkelen die ruimte geven aan innovatie.”

Zo ontstond een tweesporenbeleid: enerzijds reguliere, traditionele aanpakken en anderzijds innovatieve pilots met partners die sneller, goedkoper en met minder hinder wilden werken. “We hebben achttien combinaties laten inschrijven voor de innovatieve aanpak van het vervangen van kademuren. Daaruit zijn er drie gekozen voor een pilotfase. Met twee van hen werken we inmiddels in raamcontracten, de derde volgt hopelijk snel.”

De programmatische manier van werken verschilt volgens Ypma wezenlijk van traditioneel aanbesteden. “Je sluit immers langdurige samenwerkingen waarin je nog niet precies weet wat je gaat doen. Dat vraagt om wederzijds vertrouwen en het lef om samen te ontwikkelen.”

Overlast beperken

De nieuwe aanpak gaat verder dan alleen techniek. “We betrekken bewoners en proberen met zo min mogelijk overlast te werken, bijvoorbeeld door vanaf het water te renoveren in plaats van vanaf de straat. Een volledige vervanging betekent twee jaar een zandbak voor je deur. Renovatie kan veel subtieler en sneller.”

Daarnaast speelt ook de veranderende rol van de overheid een belangrijke rol. “We verwachten niet meer dat de markt met innovatie komt als die daar niet voor wordt betaald. Een constante workflow is nodig zodat partijen een innovatie ook kunnen terugverdienen. Wat ook helpt is uit de traditionele rol van opdrachtgever en opdrachtnemer stappen. Samenwerken is ook écht luisteren naar elkaar.”

“Langdurige contracten vragen om wendbaarheid, dat is iets wat we de afgelopen jaren hebben geleerd. “Wat als de samenwerking niet meer werkt? Dat moet je op voorhand goed regelen, want tussentijds aanpassen kost geld, negatieve energie én imago.” Ypma pleit daarom voor meer flexibiliteit in contracten, met ruimte om bij te sturen. “We willen een betrouwbare overheid zijn, maar ook een die leert en verbetert.”

Opschalen

Het programma is bewust opgezet als ‘buitenboordmotor’ voor de reguliere organisatie. “We ontwikkelen en beproeven nieuwe werkwijzen die de reguliere teams straks kunnen overnemen. Inmiddels werken er 200 mensen aan de kadeopgave, waar dat er eerst 30 waren.”

Ook nationaal wordt er gekeken naar opschaling. “Via de CityDeal Tijdloze Grachten en het Nationaal Groeifondsprogramma Toekomstbestendige Leefomgeving proberen we deze aanpak beschikbaar te maken voor andere gemeenten. Kleine gemeenten hebben vaak niet de capaciteit om zelf een innovatieve strategie te ontwikkelen. Het is de bedoeling dat we elkaar als gemeenten maar ook andere overheidsorganisaties daarbij gaan helpen.”

Advies aan andere gemeenten

Wat zou hij andere organisaties willen meegeven? “Ga niet te snel een fuik in. Begin breed en investeer in onderzoek. De sector heeft te weinig innovatief vermogen, en dat ligt deels aan het systeem: we werken vaak met kostprijs-pluscontracten. Maar innovatie begint bij nieuwsgierigheid: wat gebeurt er elders, wat kunnen wij daarvan leren?”

En hoe ziet hij de Amsterdamse grachten in 2030? “Eigenlijk precies zoals nu. Maar technisch op orde, veilig en toekomstbestendig. En vooral: beheerd vanuit de reguliere organisatie, zonder dat daar nog een programma voor nodig is. Als dat lukt, is het programma geslaagd.”

Kom naar de TransitieMotor

Ben je enthousiast geworden en wil je meer weten over deze aanpak? Tijdens de TransitieMotor op 21 mei vertellen Bart Ypma en Annemarij Kooistra (programmamanager City Deal Tijdloze Grachten) alles over dit project! Meld je hier aan.

Operatie Backstage als podium voor wederzijds begrip in de infrasector

Ze stonden aan de basis van een evenement dat het perspectief in de Nederlandse infrasector wil kantelen: Operatie Backstage. Hans Dussel, directeur Inkoop- en contractmanagement bij Rijkswaterstaat, en Sander den Blanken, directeur bij BAM Infra Nederland, bedachten samen met Olaf Dirkx, algemeen directeur van Wagemaker, het initiatief om opdrachtgevers een kijkje in de keuken van marktpartijen te geven. Een backstage tour, letterlijk en figuurlijk, die hard nodig bleek. “We denken vaak dat we elkaar begrijpen, maar in de praktijk weten we weinig van elkaars wereld”, zegt Den Blanken.

Hoewel ze zelf niet aanwezig waren bij de eerste editie van Backstage in februari in Zoetermeer, zijn ze beiden vanaf de start nauw betrokken. “Wij deden in december al een try-out in de Bijlmerbajes,” vertelt Den Blanken. “Eenzelfde opzet, waarbij we lieten zien: dit is wat wij doen, dit is waarom we doen wat we doen. Het was de generale repetitie.”

Operatie Backstage ontstond na de Infra Marathon in mei vorig jaar. “Het was overigens geen eureka-moment,” benadrukt Dussel, “maar eerder het besef van een langdurig proces: als je echt wil veranderen, moet je elkaar beter leren begrijpen.” Volgens Den Blanken komt dat begrip pas als je verder kijkt dan het papierwerk van een tender. “Zolang je alleen reageert op wat er wordt uitgevraagd, blijft iedereen in zijn eigen tunnel. Terwijl het echte gesprek gaat over waarom die uitvraag überhaupt zo is vormgegeven, en waarom het misschien anders zou moeten.”

Dat betekent in de visie van het tweetal ook kwetsbaarheid tonen. Dussel: “Als ik weet dat BAM bij een tender keuzes moet maken op basis van strategie, CO₂-plafonds, capaciteit of risico’s, dan kan ik veel beter beoordelen of mijn uitvraag reëel is. En als Sander mij uitlegt dat een A4’tje aan antwoord vaak een hele rits aan interne stappen vereist met alle bijbehorende kosten, dan heeft dat effect op hoe ik die tender opstel.”

Van argwaan naar openheid

Lang heerste de gedachte dat je als opdrachtgever en opdrachtnemer buiten de formele procedures om, nauwelijks met elkaar mocht praten. “Er zat veel schroom op,” zegt Dussel. “Maar ook onbegrip,” zegt Den Blanken. “Marktconsultaties waren vaak een toneelstukje. Niemand durft daar echt iets te zeggen. De angst om concurrentiegevoelige informatie prijs te geven is groot.”  Volgens hem is daarom openheid juist hard nodig. “We kijken vaak met wantrouwen naar elkaar. Maar als je iemand twee dagen meeneemt in jouw wereld, dan zie je: we zijn met dezelfde dingen bezig. We willen Nederland mooier en duurzamer maken. Alleen doen we dat vanuit een ander perspectief. En ja, het helpt als je dat perspectief snapt.”

De eerste editie van Operatie Backstage in het Bouwhuis van Bouwend Nederland bleek een succes. Opdrachtgevers hoorde in verschillende sessies hoe opdrachtnemers uitvragen beoordeelden. De discussies draaiden onder andere om hoe opdrachtgevers aantrekkelijker kunnen worden voor inschrijvingen en hoe aanbestedingsprocedures efficiënter en realistischer kunnen worden ingericht.

Een begin

Of Operatie Backstage hét antwoord is op de uitdagingen in de infrasector? “Geen idee,” zegt Den Blanken nuchter. “Maar het is een begin. We moeten een cultuur creëren waarin nieuwsgierigheid en openheid vanzelfsprekend zijn. Niet alleen bij directies, maar ook bij jonge professionals.” Dussel knikt. Zijn advies aan jonge professionals over samenwerken aan publieke projecten? “Blijf in gesprek met je studiegenoten. De ene werkt straks bij een bouwbedrijf, de ander bij een overheidsinstantie. Je hebt vier jaar naast elkaar in de collegebanken gezeten. Dan kan het toch niet zo zijn dat je in je werkende leven tegenover elkaar komt te staan?” Den Blanken vult aan: “Ga ook op meerdere stoelen zitten. Werk bij een opdrachtgever, een ingenieursbureau, een marktpartij. Zo leer je hoe het systeem werkt. En als dat niet lukt: wees op z’n minst nieuwsgierig naar de afwegingen van een ander. Waarom doet iemand wat hij doet?”

Verantwoordelijkheid nemen

Zoals aangegeven smaakt het succes van de eerste sessie naar meer. Inmiddels staan er twee nieuwe edities van Operatie Backstage op de planning. En beide heren zijn van plan aanwezig te zijn. “Ja, het kost tijd,” lacht Den Blanken. “Maar tegen iedereen zou ik willen zeggen; eigenlijk is dit gewoon onderdeel van je werk. Nieuwsgierig zijn, uitleggen wat je doet, laten zien wat je nodig hebt om samen verder te komen.” Dussel is het roerend met hem eens. “Mijn taak is niet om zo veel mogelijk concurrentie te organiseren. Mijn taak is dat er projecten worden gerealiseerd. Dat Nederland bereikbaar, veilig en leefbaar blijft. En dat lukt alleen als we elkaar écht begrijpen.”

Operatie Backstage is een samenwerking van BAM Infra Nederland, verschillende marktpartijen en De Bouwcampus. Op 18 juni en 2 juli staan er sessies in respectievelijk het noordoosten en zuiden van het land op het programma. Houd de site in de gaten voor meer informatie en aanmelden.

Doorpaksessie circulair herinrichten: van oude trein naar nieuwe werkplek

“Je kijkt door het raam van een werkplaats en herkent het profiel van een NS-trein, op de grond staan de blindegeleidelijnen van een perron er nog in. Dan weet je: dit is circulair bouwen.” Het zijn woorden van een van de deelnemers tijdens de rondleiding door het Hof van Cartesius, de locatie van de eerste doorpaksessie Circulair Herinrichten van 2025.

De deelnemers van het traject circulair herinrichten kwamen op donderdag 17 april samen in Utrecht. Vertegenwoordigers van overheden, marktpartijen en kennisinstellingen bogen zich over de voortgang van de vier actielijnen én de introductie van een vijfde. De sfeer? Gedreven, open, en vooral: praktisch.

De rondleiding langs de circulaire werkplekken in het Hof van Cartesius in Utrecht vormde een treffende aftrap van de doorpaksessies. De boodschap was immers duidelijk: kijk eerst naar wat er beschikbaar is, en pas dáár je ontwerp op aan. Niet andersom. Het zette de toon voor de rest van de middag, waarin kennisdelen en concrete actie hand in hand gingen.

Tijdens de plenaire opening werd de vraag gesteld: wat zien jullie om je heen gebeuren in de sector? Antwoorden varieerden, maar het beeld was helder: circulariteit wint terrein, maar kent ook knelpunten. “Er wordt nog te veel weggegooid,” aldus een deelnemer. En ook: “De druk om snel te bouwen botst met de tijd die circulariteit vraagt.”

Toch is de toon positief. “Circulariteit is niet meer alleen een ideaal. Het begint gewoon bij de uitvraag,” stelt een andere deelnemer. De ambities om in 2030 voor 50 procent circulair te bouwen en in 2050 zelfs 100 procent, komen dichterbij, en dat voel je in de gesprekken.

Vijf actielijnen, vijf verhalen

Na de gezamenlijke aftrap werd per actielijn ingezoomd op de voortgang, knelpunten en kansen.

Actielijn 1: Gemeenschappelijke marktplaats
Peter Kreukniet (Insert) lichtte toe hoe bestaande webshops via een plug-in aan Insert gekoppeld worden. “We maken het makkelijker voor partijen om circulaire materialen te vinden én aan te bieden.” Insert werkt nu aan verdere opschaling: “We benaderen proactief webshops en brengen een tweede koppeling live. Deze moet ervoor gaan zorgen dat nog meer webshops aan kunnen haken.”

Actielijn 2: Uniforme maatstaf
Matthijs Stam van Het Nieuwe Normaal gaf een inkijkje in het beoordelingskader-in-wording: HNN Inbouw. “Geen norm, maar een spiegel. Zodat je weet waar je staat. De eerste stap is het opzetten van een Programmaraad met zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers. Die moet niet alleen adviseren, maar ook valideren en meebeslissen over de inhoud. De uitdaging ligt nu vooral in het organiseren van die raad én het rondkrijgen van de financiering,” aldus Matthijs Stam.

Actielijn 3: Multifunctionele toepassingen
Binnen de vastgoedportefeuille van De Politie worden flinke stappen gezet richting circulair herinrichten. Moritz Prophet (Atelier Politiebouwmeester) nam de groep mee in de technische, esthetische en functionele eisen die per productgroep zijn opgesteld. “Losmaakbaarheid, onderhoudsgemak en slim materiaalgebruik, we hebben het allemaal in kaart gebracht,” aldus Moritz. Met een helder overzicht liet hij zien wanneer een productgroep als ‘Politie-waardig’ wordt beschouwd.

Actielijn 4: Flowchart
Leo Oosterveen (Koninklijke Metaalunie) liet zien hoe de flowchart bijdraagt aan inzicht in circulaire routes. “Het is geen blauwdruk, maar een gespreksstarter.” Oosterveen heeft de flowchart ingezet bij een renovatie binnen de Metaalunie. De groep werkt nu aan een tweede versie die specifiek ingaat op klimaatinstallaties. “Want daar wordt nog helemaal niet naar hergebruik gekeken.”

Actielijn 5: De integrale circulaire uitvraag
Gerben Broekhuijsen (Copper8) introduceerde actielijn 5. Deze is nieuw en gaat over een nieuwe manier van uitvragen. “Door samen te werken met de marktpartijen en input te verzamelen in een workshop, creëren we een generiek uitvraagdocument waarmee opdrachtgevers circulariteit kunnen integreren in hun aanbestedingen. Dit biedt een praktische handreiking voor iedereen die circulair wil renoveren,” zegt Broekhuijsen. “Zo geven we samen een krachtige impuls aan de markt en laten we zien: dit kan gewoon.” besluit hij.

Beweging in frictie

Opvallend was de bereidheid om uitdagingen open te bespreken. Van kostenkwesties tot standaardisatieproblemen: niets bleef onbesproken. “We lopen niet meer weg voor de frictie,” merkte iemand op. “Juist daarin zit beweging.”

De volgende doorpaksessie vindt plaats op 17 juni bij het politiekantoor in Zaandijk. En die sessie, zo werd duidelijk, gaat niet alleen over techniek of beleid, maar vooral over elkaar vinden in de ambitie om circulair herinrichten gewoon te gaan doen.

Dag van de Infra in teken van seriematige aanpak

‘Seriematig aanbesteden zal wel moeten, anders loopt de gww straks leeg’. Aldus Infrasite.nl ter introductie van het rondetafelgesprek over seriematig aanbesteden op 20 mei tijdens de Dag van de Infrastructuur.

Op dit evenement is ook Harald Versteeg, transitiemanager bij De Bouwcampus te gast. Versteeg: “Niet alleen de vervangings- en renovatieopgave hangt Nederland boven het hoofd, ook de energietransitie, klimaatadaptatie en woningbouw. Daar zijn veel bedrijven en technische specialisten voor nodig. Bedrijven en specialisten die kunnen kiezen aan welke opgave ze willen werken.”

Eén van de discussiepunten tijdens het rondetafelgesprek zal zijn of seriematige aanbesteden de kop gaan kosten van de kleine infrabedrijven. Dit vreest bijvoorbeeld Rob Konijn, directeur van het aannemingsbedrijf Germieco. Hij verwacht dat kleinere aannemers vaker in opdracht van grotere aannemers zullen moeten werken, als opdrachten vaker in series op de markt komen. Zijn zorg is dat de contracteisen van seriematige opdrachten hoger worden dan die van losse opdrachten, waardoor zijn bedrijf niet meer als hoofdaannemer voldoet.

Harald Versteeg herkent die zorgen. Maar volgens de transitiemanager geeft de zekerheid van een lang contract ook kleinere bedrijven kansen, met name gespecialiseerde bedrijven.

Versteeg gaat er op 20 mei met Rob Konijn en meerdere deskundigen over in gesprek tijdens een panel op de Dag van de Infra. Het jaarlijkse evenement van Infrasite heeft  plaats in Woerden. Naast de mitsen en maren van seriematig aanbesteden zijn er panels en lezingen over de vervangings- en renovatieopgave, innovaties in de gww en meer. Ga naar de website van de Dag van Infra voor meer informatie.

Lees ook het complete artikel over seriematige aanbesteding in hier

InBeeld 2024: het jaarverslag van De Bouwcampus

Het afgelopen jaar heeft opnieuw laten zien dat samenwerking en kennisdeling de sleutel zijn tot verandering en vooruitgang. De bijeenkomsten, initiatieven en netwerken die wij als De Bouwcampus op touw zetten, brengen mensen samen die écht impact willen maken.

De digitale uitgave ‘De Bouwcampus in Beeld’ maakt inzichtelijk wat De Bouwcampus vorig jaar heeft gedaan op de opgaven Verduurzaming Gebouwen & Omgeving, Vervanging & Renovatie Infrastructuur en Herinrichting Stedelijke Ondergrond. Met andere woorden, we blikken terug op een 2024 vol beweging en vooruitgang.

Klik hier om naar De Bouwcampus in Beeld te gaan.